Skip to main content

Tag: Amsterdam

Arunees Jan en Adautnees Marcus op de Somersetshire

Om 9.00 uur ‘s ochtends op dinsdag 15 mei 1951 kwam de Somersetshire aan in de haven van Amsterdam. Het was het 8e transport met Molukse ex-KNIL militairen en hun gezinnen uit Indonesië. Om 10.00 volgde de ontscheping. Soldaten 2e klasse Jan Rorafui uit Aru en Marcus Uwuratuw uit Tanimbar waren aan boord evenals 3 nieuwgeboren baby’s.

Eerder op 10 april 1951 was de Somersetshire uit Surabaya vertrokken met aan boord 560 Molukkers. In de ochtend waren ze aan boord gegaan waaronder 266 kinderen. In Amsterdam arriveerden 3 kinderen meer.

Immers tussen Port Said en Amsterdam werden een meisje en 2 jongetjes geboren. Geronica Christina Patty heette het meisje. De jongetjes heette Gerard Melchisedek Lalin en Thomas Somersetshire Surewene.

Provinciale Drentsche en Asser Courant, 16 mei 1951

Somersetshire
De in 1921 in Belfast gebouwde Somersetshire werd in 1948 verbouwd tot emigrantenschip en voer tussen Australië en Europa. In de jaren 1950 en 1951 heeft ze 4 troepentransporten verzorgd om militairen naar Nederland te brengen.

Jan Rorafui (1925-13 november 1990†)

Jan Rorafui (1925 – 13 nov. 1990 †)
Jan Rorafui kwam uit het dorp Hokmar op het eiland Aru. Hij is geboren in 1925 als jongste kind uit een gezin met 4 broers en 1 zus. Zijn geboortedatum is niet precies bekend. 25 februari 1925 staat op de passagierslijst vermeld.

“Maar de familie vierde Jans verjaardag altijd op 10 juni”, vertelt echtgenote Klaske Rorafui – van der Loon uit het Friese Drachten. “Al op jonge leeftijd verloor hij zijn vader en toen hij tijdens zijn lagere school in Dobo (Aru) bij een gastgezin woonde, overleed ook nog eens zijn moeder”.

Na de inval van de Japanners in 1942 vluchtte Jan het oerwoud in. Er is niet zoveel bekend over hoe hij als soldaat 2e klasse bij het KNIL is gekomen. “Hij heeft er nooit iets over verteld. Ik weet alleen dat hij in trucks reed en dat hij met de Somersetshire naar Nederland is gekomen en vervolgens in woonoord Schattenberg kwam te wonen.”

Daar raakte hij bevriend met twee andere oud-militairen uit Aru: Max Djilarpoin en Noes Goergoerem. Bij de familie Goergarem woonde hij in, eerst in Schattenberg, later ook in Assen. Jan ging in 1966 werken bij Philips in Drachten. Scheerapparaten in elkaar zetten.

“In 1968 zijn we getrouwd”, zegt mem Klaske. Lachend vertelt ze hoe haar man een paar jaar eerder tijdens de TT-nacht in Assen bij een waarzegster kwam. En die voorspelde hem: “U zult trouwen met een vrouw uit het Noorden!” En zo geschiedde.
Jan uit Hokmar Aru werd heit van 2 zonen in het Friese Drachten.

soldaat 2e klasse Marcus Uwuratuw met echtgenote Dorsila Uwuratuw – Luturmasse

Marcus Uwuratuw (7 febr. 1921 – 31 mei 1994†)
Soldaat 2e klasse Marcus Uwuratuw kwam uit het dorp Adaut van het eiland Pulau Selaru (Tanimbar). Hij was getrouwd met dorpsgenote Dorsila Luturmasse die op 24 maart 1924 geboren was. Op 10 november 1942 werd hun zoon Gijsbert Martinus Ibe, roepnaam Dion, geboren, kort na de Japanse inval in Nederlandsch-Indië.

“Pa heeft weinig verteld over de oorlogsjaren en over de jaren als KNIL-militair daarna”, zegt Thijs Uwuratuw, de jongste van zeven uit het gezin Uwuratuw. “Wat we wel weten is dat Pa gelegerd was in Surabaya en daar met Ma en oudste broer Dion op de Somersetshire is gestapt.”

Na aankomst in Nederland vond de familie huisvesting in Lunetten, kamp Vught. “Mijn vijf zussen en ik zijn in Nederland geboren. Rond 1956 zijn we verhuisd naar kamp Coehoorn bij Muiderberg en in 1958 naar kamp Golflinks bij Arnhem”, vertelt Thijs.

“Uiteindelijk verhuisden we naar de woonwijk in Zevenaar. Daar hebben mijn ouders tot hun dood gewoond.”

Om verder te lezen:

De Groote Beer in bewegende beelden

over de familie Akihary, pokken en Salomé

Op zaterdag 12 mei 1951 kwam het 7e transport met Molukse ex-KNIL militairen en hun gezinnen aan in de haven van Amsterdam. Kapitein De Wild meerde het schip af aan de Javakade voor de loods “Holland” van Stoomvaart-Maatschappij Nederland.

De Groote Beer vertrok op 12 april uit Semarang en via Tanjung Priok, de haven van Jakarta, voer het schip uit naar Amsterdam. Aan boord 765 passagiers, 395 Molukse mannen en 370 Molukse vrouwen, onderverdeeld in 198 gezinnen en 394 kinderen/ jongeren.

Mijn Opa Petrus Akihary (3e van links) met zijn jonge zonen Willem Arnol (2e van links) en Johannis (rechts). De militair rechts met bril is soldaat 1e klasse Oom Izaak Akihary.

Familie Akihary
Aan boord ook mijn Opa en Oma Akihary en hun 7 kinderen, waaronder mijn vader Pieter Paul. Sergeant – Majoor instructeur P. Akihary met legernummer 081811000 was met echtgenote Jacoba Akihary – Nahumury, zonen, Domingus (1929), Pieter Paul (1932), Johannis (1938), Willem Arnol (1940), Melchior (1948) en dochters Martha (1936) en Liza (1950) in Semarang aan boord gegaan.

Op de passagierslijst staan ook andere namen Akihary. Allemaal familie, behorend tot de keluarga besar Akihary. En satu kampong, afkomstig van één en hetzelfde dorp van herkomst op de Molukken: Aboru.

Mijn vader Piet, 19 geworden tijdens de overtocht, samen met zijn vrienden

Bewegende beelden
Heel bijzonder is dat er bewegende beelden zijn van de overtocht met de Groote Beer. Bijzonder ook omdat dit de enige filmbeelden zijn die gemaakt zijn van de overtocht van Molukkers naar Nederland. Dank aan het bemanningslid van de Groote Beer die tijdens de zeereis heeft gefilmd en ook nog in kleur. U kunt de reis zelf meemaken van de haven van Tanjung Priok, via Aden, het Suezkanaal en Port Said, via de Middellandse Zee naar Amsterdam.

https://youtu.be/1UiTiqVG1rA
Het leven aan boord van het schip De Groote Beer

Pokken?
Verschillende kranten in Nederland berichtten op 11 mei 1951 dat de opvarenden van de Groote Beer uit voorzorg enige dagen geïsoleerd worden in kamp Amersfoort. Reden was een vermoeden van pokken bij een zieke passagier die in Port Saïd van boord was gehaald.

Wie was die passagier?
Antwoord op die vraag geeft de Telegraaf op 14 mei 1951 in het krantenbericht “Groote Beer voer naar Port Saïd terug”. De passagier was het 14-jarige Ambonese meisje Solomé Latuny. Zij bleek geen pokken te hebben maar waterpokken. De Telegraaf meldde geruststellend: “Salome voelt zich al weer bijna beter. En het zal niet lang duren of zij zal in Nederland aankomen, hersteld en wel.”

Ook enkele andere passagiers bleken waterpokken te hebben. En niet de pokken zoals mijn tante, Martha Anthony – Akihary, dacht: “Wat ik nog tijdens de overtocht kan herinneren was dat op de boot pokken uitbrak. Eén van de patiënten was mijn zusje Liza, toen pas 1 jaar oud. Het gevolg hiervan dat wij in Suez onderzocht werden. Een groot aantal knappe uitziende jonge artsen kwam op de boot om het hele transport van militairen en gezinnen te onderzoeken.”

Uit: Dagblad De Tijd 11 mei 1951. In de dagen rond de aankomst van de Groote Beer was er in Nederland een lichte pokkenepidemie in m.n. omgeving Tilburg.

Ontscheping volgde zondag 13 mei om 9 uur ’s ochtends.

Om verder te lezen: