Skip to main content

Tag: Latuny

Salomé en 1.815 Molukkers kwamen met de Fairsea

5 juni 1951, Lloydkade Rotterdam. 8 uur ‘s ochtends. 1.200 Molukse ex-KNIL militairen, vrouwen en kinderen gaan van boord van de Fairsea. De dag ervoor was het 10e en grootste transport met ruim 1.800 passagiers in Rotterdam aangekomen. Op 6 juni ontscheepten de overige 600 passagiers. 10 mei was de Fairsea vertrokken van de rede van Semarang.

Grootste transport
De Fairsea vervoerde ongeveer 800 mannen en vrouwen en wel 1.000 kinderen. Met het aantal van meer dan 1.800 passagiers was dit ook het grootste transport. Voor een dergelijke hoeveelheid mensen was de Fairsea ook geschikt gemaakt. In 1949 was zij verbouwd tot emigrantenboot met een capaciteit van 1.900 personen. Met ruim 1.800 personen aan boord was het volle bak.

Wat cijfers
De kranten spreken van een aantal van 1.815 passagiers. De lijst op het Nationaal Archief vermeldt 1.834 als aantal, verdeeld over 937 mannen en 878 vrouwen en 19 waarvan geslacht onbekend is. Het verschil in aantal zit in de 19 geslacht onbekend. De lijst van het Nationaal Archief telt 965 kinderen (zonen, pleeg-, stiefzonen en dochters, pleeg- en stiefdochters). De lijst telt 451 gezinnen. Sommige krantenberichten van 5 en 6 juni 1951 spreken ook over 1 geboorte aan boord en 1 persoon die tijdens de overtocht is overleden. Namen zijn vooralsnog niet bekend.

Aankomst in Rotterdam. Molukse passagiers die zijn aangekomen met de Fairsea staan bij een bus in de haven van Rotterdam, op doorreis naar Amersfoort.

Woonoord de Plasmolen
Het grootste deel van de passagiers vond huisvesting in kamp Lunetten in Vught. De anderen werden verdeeld over 20 andere reeds bewoonde woonoorden. Nieuw was kamp de Plasmolen bij Mook.

1.800 passagiers met evenzoveel verhalen en persoonlijke geschiedenissen. 451 gezinnen aan boord. We noemen er hier kort een paar.

echtpaar J.D. Sijahailatua (foto uit archief fam. Sijahailatua)

Familie Sijahailatua
“Ik weet niet zoveel te vertellen over de komst van mijn grootouders met de Fairsea naar NL. En wat ik weet heb ik gevonden op de website van het Nationaal Archief“, zegt Renzo Sijahailatua uit Leerdam. Wie? hoor ik u denken… Ja die Renzo, zelfstandig kok en lachebek. Maar bovenal bekend als fanatieke lange afstandwandelaar van de Nijmeegse Vierdaagse en Kennedymarsen samen met broer Johnny en zus Leontien.

Renzo Sijahailatua (rechts) met broer Johnny

Renzo’s Opa Sergeant J.D. Sijahailatua (2 jan. 1907 – 16 okt. 1987) kwam met echtgenote C. Sijahailatua – Tatipata (15 mrt. 1906 – 12 mrt. 1984) en hun 5 kinderen met de Fairsea naar Nederland.

Renzo somt ze met trots op: “tante Jootje (1936), tante Nel (1937), oom Piet (1939 ), mijn vader Leonard (1941) en jongste tante Christien (1950). Oom Piet en tante Christien zijn al overleden.” De overkomst van de familie naar Nederland heeft Renzo al in 2016 op zijn Facebookpagina gezet met een foto van zijn grootouders. “De foto mogen jullie gebruiken hoor, ik heb toestemming van tante Jootje!”

Vader – Eliza Tuankotta geb. 1920 te Aboru
Moeder – Magdalena Cornelia Pattinussa geb. 1920 te Aboru
en hun zoon Pelipus, geb. 1947 te Denpasar. Foto ca. 1948. (foto uit archief fam. Tuankotta)

Familie Tuankotta
“Mijn ouders zijn vader Eliza en moeder Magdalena Cornelia. Vader en zwangere moeder stapten met hun 2 jonge kinderen, zoon Pelipus (1947) en dochter Elsina (1949) in Semarang op de Fairsea” vertelt dochter Christina Tuankotta. Vader Eliza was soldaat 1e klasse. Hij was gelegerd geweest in Singaraja en Lovina (Bali) en ook in Tanjung Aan op het eiland Lombok.

Christina: “Ik herinner me een verhaal dat mijn moeder vertelde dat op de Fairsea een kind slaapwandelde en nergens meer te vinden was. De ouders sprongen toen allebei het water in. Vanaf dat moment bond mijn moeder Pelipus en Elsina ‘s nachts vast aan het bed.”

Na aankomst in NL ging de familie Tuankotta wonen in woonoord Singel in Woerden. Christina: “Daar ben ik geboren in sept. 1951. Daarna werden nog 3 kinderen geboren: Augustina Dina (1953), Marcus Samuel (1956) en Junus Jusuf (1958).” In 1959 verhuisde de familie naar woonoord Vosseveld en in 1968 naar de Molukse woonwijk in Winterswijk.

Salomé Latuny
Het nieuwsbericht van 12 mei jl. over de Groote Beer noemt de naam Salomé Latuny. Zij was het 15-jarige meisje dat in Port Said van boord was gehaald omdat zij de ziekteverschijnselen van pokken vertoonde. Naar later bleek had ze de waterpokken. In de kranten van 12 mei 1951 werd melding gemaakt dat ze met de volgende boot, de Fairsea, naar NL verder zou reizen.

Tante Magda Latuny – Kipuw, nu 85 jaar oud, reisde als ouder zusje samen met Salomé, onder de hoede van de familie Latuny, naar NL. “Salomé en ik heten Kipuw, maar omdat we onder hoede van de fam. Latuny reisden stonden we als Latuny vermeld op de passagierslijst van de Groote Beer. Salomé is eenmaal hersteld van de waterpokken in Port Said op de Fairsea gestapt.”

Na aankomst in NL ging Salomé bij haar zus Magda en de familie Latuny wonen in woonoord Genapium bij Gennep. “Salomé is in 1961 echter overleden aan de gevolgen van zware brandwonden. Een oliekachel viel om en vatte vlam”, zegt tante Magda Latuny. “ik heb gelukkig nog wel een foto van Salomé in mijn fotoalbum.”

Om verder te lezen:

De Groote Beer in bewegende beelden

over de familie Akihary, pokken en Salomé

Op zaterdag 12 mei 1951 kwam het 7e transport met Molukse ex-KNIL militairen en hun gezinnen aan in de haven van Amsterdam. Kapitein De Wild meerde het schip af aan de Javakade voor de loods “Holland” van Stoomvaart-Maatschappij Nederland.

De Groote Beer vertrok op 12 april uit Semarang en via Tanjung Priok, de haven van Jakarta, voer het schip uit naar Amsterdam. Aan boord 765 passagiers, 395 Molukse mannen en 370 Molukse vrouwen, onderverdeeld in 198 gezinnen en 394 kinderen/ jongeren.

Mijn Opa Petrus Akihary (3e van links) met zijn jonge zonen Willem Arnol (2e van links) en Johannis (rechts). De militair rechts met bril is soldaat 1e klasse Oom Izaak Akihary.

Familie Akihary
Aan boord ook mijn Opa en Oma Akihary en hun 7 kinderen, waaronder mijn vader Pieter Paul. Sergeant – Majoor instructeur P. Akihary met legernummer 081811000 was met echtgenote Jacoba Akihary – Nahumury, zonen, Domingus (1929), Pieter Paul (1932), Johannis (1938), Willem Arnol (1940), Melchior (1948) en dochters Martha (1936) en Liza (1950) in Semarang aan boord gegaan.

Op de passagierslijst staan ook andere namen Akihary. Allemaal familie, behorend tot de keluarga besar Akihary. En satu kampong, afkomstig van één en hetzelfde dorp van herkomst op de Molukken: Aboru.

Mijn vader Piet, 19 geworden tijdens de overtocht, samen met zijn vrienden

Bewegende beelden
Heel bijzonder is dat er bewegende beelden zijn van de overtocht met de Groote Beer. Bijzonder ook omdat dit de enige filmbeelden zijn die gemaakt zijn van de overtocht van Molukkers naar Nederland. Dank aan het bemanningslid van de Groote Beer die tijdens de zeereis heeft gefilmd en ook nog in kleur. U kunt de reis zelf meemaken van de haven van Tanjung Priok, via Aden, het Suezkanaal en Port Said, via de Middellandse Zee naar Amsterdam.

https://youtu.be/1UiTiqVG1rA
Het leven aan boord van het schip De Groote Beer

Pokken?
Verschillende kranten in Nederland berichtten op 11 mei 1951 dat de opvarenden van de Groote Beer uit voorzorg enige dagen geïsoleerd worden in kamp Amersfoort. Reden was een vermoeden van pokken bij een zieke passagier die in Port Saïd van boord was gehaald.

Wie was die passagier?
Antwoord op die vraag geeft de Telegraaf op 14 mei 1951 in het krantenbericht “Groote Beer voer naar Port Saïd terug”. De passagier was het 14-jarige Ambonese meisje Solomé Latuny. Zij bleek geen pokken te hebben maar waterpokken. De Telegraaf meldde geruststellend: “Salome voelt zich al weer bijna beter. En het zal niet lang duren of zij zal in Nederland aankomen, hersteld en wel.”

Ook enkele andere passagiers bleken waterpokken te hebben. En niet de pokken zoals mijn tante, Martha Anthony – Akihary, dacht: “Wat ik nog tijdens de overtocht kan herinneren was dat op de boot pokken uitbrak. Eén van de patiënten was mijn zusje Liza, toen pas 1 jaar oud. Het gevolg hiervan dat wij in Suez onderzocht werden. Een groot aantal knappe uitziende jonge artsen kwam op de boot om het hele transport van militairen en gezinnen te onderzoeken.”

Uit: Dagblad De Tijd 11 mei 1951. In de dagen rond de aankomst van de Groote Beer was er in Nederland een lichte pokkenepidemie in m.n. omgeving Tilburg.

Ontscheping volgde zondag 13 mei om 9 uur ’s ochtends.

Om verder te lezen: