Skip to main content

Tag: MHM

Kalau dapat meja putih, jangan lupa lesa

De Molukse gemeenschap in Nederland leeft in een bijzondere periode. In de afgelopen jaren jubileren verschillende steden en dorpen het vijftigjarig bestaan van hun Molukse wijk en volgend jaar is het zeventig jaar geleden dat de eerste generatie Molukkers in Nederland arriveerden. Vorig jaar begon ook de Drentse wijk Bovensmilde met activiteiten om het vijftigjarig bestaan van de Molukse wijk te vieren. Toen mij werd gevraagd om te spreken bij de opening van dit bijzondere jaar kwamen meteen vele gedachten en vragen bij mij naar boven. Hieronder vindt u een deel van mijn speech die ik op die dag mocht voordragen. Ondanks dat ik een derde generatie Molukker ben en ik mijn gedachten over de Molukse cultuur graag met u wil delen, betekent dit niet dat dit een algemene gedachtegang is onder de derde generatie Molukkers. Desalniettemin denk ik dat het goed is om hierover te praten…

Kalau dapat meja putih, jangan lupa lesa. Don’t forget your roots.

Voor een derde generatie Molukker in Nederland is het soms moeilijk om je aan deze ogenschijnlijk simpele regel te houden: nooit vergeten waar je vandaan komt. Ik denk dat meerdere van mijn Molukse leeftijds- en generatiegenoten met mij van mening zijn dat de Molukse cultuur in Nederland een ingewikkelde cultuur is. Wanneer wij aan studiegenoten, collega’s of anderen uit moeten leggen wat nou zo speciaal is aan “ons Molukkers,” komen we vaak snel uit bij verhalen over lekker eten en muzikale families. Maar zijn wij niet meer dan dat? Doen wij onszelf niet te kort als we slechts spreken over dit soort basale dingen?

De Molukse cultuur is rijk aan zoveel ideeën, tradities en onderdelen waarvan ik eigenlijk weinig tot geen inhoudelijke kennis heb. De ideeën van de pela, gandong, adat, misschien zelfs de ware betekenis van de RMSAl deze termen laten bij mij vaak wel een belletje rinkelen, maar wat houden ze precies in? Wat zijn bijvoorbeeld de specifieke regels en tradities die bij een pela relatie horen? Wat is de precieze betekenis van de adat en hoe verschillen die per familie of kampong? In hoeverre is de RMS opgericht voor iemand als ik en wat betekent de RMS voor iemand als ik, een adolescent, geboren en getogen in een westerse cultuur, opgegroeid in een duale samenleving met zowel Molukse als westerse normen en waarden, proberend een carrière op te bouwen in een westers land? Mag ik deze vragen überhaupt wel stellen, of moet ik zelf opzoek naar antwoorden? Ik moet u eerlijk bekennen, ik heb geen idee.

Tijdens het schrijven van dit monoloog werd mij duidelijk hoe belangrijk de generatie van mijn opa’s en oma’s was en is voor de Molukse cultuur. Deze woorden zijn gericht aan mijn oma uit Waalwijk.

Zelfs al wil ik vast blijven houden aan alle rituelen, ideeën en tradities, soms moet ik iets los durven laten omdat het beperkend kan werken voor mijn eigen ontwikkeling.

Oma, toen u in 2015 overleed, voelde het alsof de laatste direct tastbare link met mijn geschiedenis, mijn cultuur, mijn achtergrond ophield te bestaan. De eerste generatie hield en houdt voor mij een “autoriteit” als het gaat om de Molukse cultuur in Nederland. En met een logische reden, u bracht de cultuur zoals wij het kennen, zoals ik het denk te kennen, naar Nederland. Zonder de directe aanwezigheid van u als zo een autoriteit was ik bang mijn roots te verliezen. Wat had u mij allemaal geleerd en nagelaten? Hoe moest ik de cultuur die u hierheen heeft gebracht in stand houden terwijl ik er eigenlijk zo weinig van afwist? En misschien wel het belangrijkst, hoe zou ik ervoor kunnen zorgen, met mijn leeftijds- en generatiegenoten dat u met trots neer kon kijken hoe wij verder gingen toen u niet meer kon…?

In de eerste maanden na uw overlijden heb ik veel nagedacht over wat “een Molukker zijn” nou eigenlijk betekende. En eigenlijk ben ik daar nog steeds niet over uit. In de bijna 20 jaar dat ik u heb mogen kennen heeft u mij verschillende dingen op het hart gedrukt. Bijvoorbeeld: “Bedank God elke ochtend als je opstaat en elke avond voor het slapen…” Geloven staat voor veel Molukkers boven alles denk ik. Het is een onmisbaar onderdeel van onze cultuur waar vele andere tradities op gebaseerd zijn. Hierdoor misschien wel tegelijk het sterkste en zwakste onderdeel van onze cultuur. Ondanks dat we waarschijnlijk allemaal geloven wordt het elke dag steeds meer een uitdaging om religieus te zijn in de westerse wereld. Het is te zien aan mijn christelijke leeftijds- en generatiegenoten. We blijven de christelijke normen en waarden volgen, maar zijn niet elke zondag meer in de kerk te vinden zijn of lezen dagelijks uit de Bijbel. We geloven nog steeds, maar op een “moderne” manier.

Daarnaast had u het over het belang van de familie. En in het verlengde daarvan de wijk, de kumpulans en de algehele Molukse gemeenschap. Met kerst moesten alle gezinnen samen thuis zijn en we moesten van u minimaal eens per jaar allemaal samenkomen. En dat doen we nog steeds. Ondanks dat ik buiten een Molukse wijk ben opgegroeid ben ik me ervan bewust hoe gezegend ik me mag voelen met een Molukse familie en onderdeel mag zijn van de Molukse gemeenschap. Ik heb mijn opa en oma Hully nooit gekend, maar via de verhalen van mijn ooms en tantes worden hun verhalen en wijsheden toch aan mij doorgegeven. Maar ook familielijnen en familieverhalen vervagen en veranderen. Mijn tante in Negerilama op Ambon vroeg me: “Inda suda campur keturunan?” , toen ik haar vertelde over mijn vriendin van Nederlandse afkomst. Hiermee wees zij mij eigenlijk op het feit dat ik mijn Molukse nageslacht aan het veranderen was. Zeker voor ons als Molukkers in Nederland is het lastig om vast te houden aan deze familiebanden die steeds meer vervagen per generatie. Maar met samenwerkingsverbanden als wijkorganisaties en kumpulans komen we al een heel eind. Toch?

Terwijl ik mijn bijdrage over dit “gesprek over onze cultuur” aan het voorbereiden was, werden mij twee belangrijke dingen duidelijk gemaakt. Ten eerste, bepaalde dingen moet ik vasthouden omdat het mij onderscheidt van een ander. Ondanks dat we allemaal gelijk zijn, zijn we ook allemaal uniek en dat hoeven we niet te vergeten. Ten tweede, bepaalde dingen moet ik aanpassen omdat het nou eenmaal niet past in de samenleving waarin ik leef. Zelfs al wil ik vast blijven houden aan alle rituelen, ideeën en tradities, soms moet ik iets los durven laten omdat het beperkend kan werken voor mijn eigen ontwikkeling. Aan ons nu de taak als derde, vierde, vijfde generatie etc. om te bedenken wat we kunnen vasthouden en wat we moeten aanpassen of toevoegen aan de Molukse cultuur. Want is dat voor ons niet de mooiste manier om onze opa’s en oma’s te eren? Om onze cultuur niet alleen te herinneren zoals zij het naar Nederland brachten, maar om het door te blijven ontwikkelen zodat het zelfs in een westerse natie als Nederland kan blijven bestaan.

Oma, u zei me altijd mijn best te doen op school, met de achterliggende gedachte om er hier het beste van te maken. God heeft ons niet voor niks naar Nederland gebracht: “laat zien wat Molukkers kunnen…” Ik denk dit een goed uitgangspunt is om vanaf te beginnen.

Black Lives Matter en bibliotheek Sophiahof

Hoe onze collectie (anti)racisme reflecteert.

Door Saskia Lindhout

De afgelopen maanden stond het nieuws er vol van; wereldwijd gingen mensen de straat op om te protesteren tegen racisme en racistisch politiegeweld. Black Lives Matter en soortgelijke antiracismebewegingen stonden plotseling overal op de voorgrond. Bedrijven, influencers en celebrities zagen de hype en maakten er dankbaar gebruik van; ineens postten celebrities video’s met #itakeresponsibility[1], iedereen deed mee aan #blackouttuesday[2] en verschillende bedrijven profileerden zich als supporters van de beweging via statements op hun social media[3].

Veel mensen van kleur die zich altijd al actief hebben ingezet in de strijd tegen racisme, bekritiseerden dit misbruik van de publiciteit rondom de beweging. Zo sprak Munroe Bergdorf, Brits transgender model, schrijfster en activiste, zich uit tegen de inhoudsloze steunbetuiging van L ‘Oréal Paris[4]. Bergdorf werkte in 2017 mee aan een campagne van het merk, maar werd na vier dagen ontslagen vanwege een online uitspraak tegen racisme.  Ook Seada Nourhussen, schrijfster, journalist en opiniemaker, merkte op dat er ineens wel heel veel steun en goede bedoelingen vanuit bekende-mensenland in de media verschenen. Vaak kwamen die van bekende Nederlanders die zich eigenlijk nooit eerder activistisch hadden getoond over het onderwerp en ook geen verdere actie leken te ondernemen voor structurele verandering[5].

Bergdorf en Nourhussen sluiten zich hiermee aan bij een grote groep kritische activisten, onder wie ook de auteurs van de tot nu toe genoemde artikelen. Midden in de storm van trendy online antiracisme spreken zij uit wat gemarginaliseerde groepen al generaties lang weten: antiracisme is geen trend, iets waar je tijdelijk bij kan aanhaken en waarmee je je imago kan verbeteren of meer producten kan verkopen. Racisme is een systemisch onrecht en verdwijnt niet zonder concrete actie.

In een maatschappij waar wit een machtspositie heeft, is je bezighouden met (anti)racisme een keuze, geen noodzaak. Tenminste, voor witte mensen dan. Feit is dat mensen van kleur al tientallen jaren dezelfde punten maken, maar dat er niet consequent naar hen wordt geluisterd. Zo kan het zijn dat witte mensen nu geschokt en verbijsterd zijn over uitingen van racisme, groot en klein, die Philomena Essed in de jaren ‘80 al uitvoerig beschreef in haar boek Alledaags racisme. Dat het hebben van een zwarte partner je niet vrijstelt van racisme, bijvoorbeeld (p. 70), of dat de zwarte pietendiscussie echt niet alleen van de laatste jaren is (p. 157). Ook dit verschijnsel zelf was al lang en breed bekend: dat mensen van kleur nog zo hard en lang kunnen roepen en toch nauwelijks lijken door te dringen tot de dominante witte groep. Zoals beschreven in Albert Memmi’s Racisme, hoezo? (1983): “de stem van de onderdrukte wordt weinig gehoord, zo niet systematisch verdrukt” (p. 60). En zo zorgt een combinatie van desinteresse en ongeloof er telkens weer voor dat het probleem ‘racisme’ uit het witte collectief geheugen verdwijnt.

Een van onze hoofddoelen als MHM is dan ook het waarborgen van getuigenissen van menselijke ervaringen, ook van racisme.

Vanuit het Moluks Historisch Museum zien wij hier een taak voor ons weggelegd. Ervaringen van racisme, op allerlei niveaus, zijn inherent aan zowel de Molukse als de Indische geschiedenis. Een van onze hoofddoelen als MHM is dan ook het waarborgen van getuigenissen van menselijke ervaringen, ook van racisme. Het beheren en ontsluiten van erfgoed mag dan misschien stoffig klinken, maar dat is het niet. Onze collectie vormt een levensgrote databank van bewijs, voor dat wat niet wordt geloofd of begrepen door zij die het niet meemaken of hebben meegemaakt. Ervaringen van onderdrukking, discriminatie, moeten strijden voor je rechten en je onafhankelijkheid zijn nu net zo actueel als honderden jaren geleden.

Door verbanden te leggen tussen vroeger en nu en door aan te tonen dat onderwerpen als racisme en antiracisme een lijn volgen door de eeuwen heen, geven we ook invulling aan onze rol van kenniscentrum. Denk hierbij niet alleen aan boeken die expliciet over het concept ‘racisme’ gaan, maar ook aan werken over vrijheidsstrijder Pattimura, het rassenargument tegen gemengde huwelijken, of de exotisering van ‘de inlander’.

De besproken boeken en de boeken die je hier afgebeeld ziet, zijn allen onderdeel van onze bibliotheek. Zij zijn uitgebracht in de jaren ’70, ’80 en ’90 en dragen in essentie dezelfde punten aan als antiracisme-activisten op dit moment doen. Bovendien behandelen deze boeken racisme al als een probleem, terwijl veel oudere boeken in de collectie een tijd reflecteren waarin het koloniale, Europese perspectief op mensen van kleur de onbetwiste norm was. Samen reflecteren deze boeken een onmiskenbaar patroon van steeds weer dezelfde, witte vraag: racisme, bestaat dat überhaupt wel? En steeds weer hetzelfde, vaak gekleurde antwoord: hoe lang moeten we nog schreeuwen, totdat jij dit ook eens als een probleem gaat zien?


[1] Coley, Jordan. ““I Take Responsibility” and the limits of celebrity activism.” The New Yorker, 12 juni 2020.https://www.newyorker.com/culture/cultural-comment/i-take-responsibility-and-the-limits-of-celebrity-activism.

[2] Greenspan, Rachel E. https://www.insider.com/blackout-tuesday-criticism-posts-hide-resources-black-lives-matter-blm-2020-6.

[3] Soudagar, Roxane. “Bedrijven en #BLM: goede sier of oprecht activisme?” OneWorld, 17 juli 2020. https://www.oneworld.nl/lezen/discriminatie/racisme/bedrijven-en-blm-goede-sier-of-oprecht-activisme/.

[4] Post van Munroe Bergdorf over hypocrisie L’Oréal Paris:
https://twitter.com/MunroeBergdorf/status/1267460238678069249.

[5] Post van @seadanourhussen: https://www.instagram.com/p/CA5B1NoFz2m/?utm_source=ig_web_copy_link.

Verstekeling op de Goya

v.l.n.r.: Benzelina (Ensee), Ferenanda (Inong) en Hiëronymus (Agam). (Foto: archief familie Akerina)

Op 15 juni 1951 meerde de Goya aan in Rotterdam. Het is het 11e transport van Molukse ex-KNIL militairen en hun gezinnen naar Nederland. Aan boord officieel 875 passagiers, waaronder 42 baby’s, Een deel was op 18 mei in Semarang opgestapt. Een ander deel waaronder enkele verstekelingen volgde een dag later in Tanjung Priok, de haven van Jakarta.

Cijfers
De passagierslijst van de Goya op de website van het Nationaal Archief telt 875 namen. Daarvan zijn 456 mannen en 419 vrouw. Aan boord ook 2 zgn. veiliggestelden met gezinnen. Tijdens de reis wordt een jongetje geboren. De scheepsberichten van rond 18 mei 1951 spreken van 894 passagiers. De officiële cijfers van de passagierslijst van het Nationaal Archief zijn niet correct. Niet meegerekend zijn de verstekelingen aan boord.

Geboorte
Aan boord werd op 6 juni 1951 een jongetje geboren: G.A. Limaheluw. Het betreft hier de zoon van sergeant-majoor Hanoch Christian Limaheluw en Wilhelmina Klaartje Souisa. Zij gaven hem de naam Goyanes, een samenvoeging van Goya en Anes. De familie ging na aankomst in kamp Vossenbosch bij Wierden wonen. (bron FB-pagina Sam Limaheluw Souisa)

v.l.n.r.: Frederik Ferdinand Akerina, Hiëronymus (Agam), Benzelina (Ensee), Ferenanda (Inong), Barbara Obertina (Obé) Akerina-Corputty, Daniël (Daan).

Familie Akerina
“Mijn vader is Daniël Akerina en is geboren in 1929 en mijn opa is Frederik Ferdinand” zegt Ferry Akerina.
Korporaal Frederik Ferdinand (geboren 1896 in Rumahkai, eiland Seram) was getrouwd met dorpsgenote Barbara Obertina (Obé) Corputty (geboren 1906).

Frederik Ferdinand Akerina, Opa Pede.
(17-oktober-1896 Rumahkai, Seram – 8-jan-1976† Tiel, foto: uit archief familie Akerina)

Opa Frederik
Opa Frederik kwam in 1951 met vrouw en 4 kinderen naar Nederland: zoon Daniël (1929), dochter Ferenanda (1933), zoon Hiëronymus (1935) en dochter Benzelina (1937). De familie Akerina was op 19 mei 1951 in Tanjung Priok aan boord gegaan van de Goya. Ferry: “Je moet mijn neef Stan vragen want die weet veel van opa en oma. Hij is immers door hen groot gebracht.”

En neef Stan weet veel. Namen, geboortedata en vele verhalen. Ik check met hem de data van de familie maar Stan begint al direkt met een grappig detail: “Om gemakkelijker bij het KNIL te komen heeft opa zich 4 jaar jonger voorgedaan dan hij werkelijk was. Zo is hij geboren in 1896 en niet in 1900 zoals hij bij het KNIL geregistreerd staat.”

Inong en Agam
Korporaal Akerina was in de jaren ’30 gelegerd in de stad Medan en later in Banda Aceh. Stan: “Mijn moeder is Ferenanda en zij werd in Banda Aceh Inong genoemd. Oom Hiëronimus noemde ze Agam.” Na de oorlog, tijdens de Politionele Acties, dacht de familie dat opa gesneuveld was. “We waanden opa dood. Maar opeens stond ie weer voor oma!”, vertelt Stan.

Naar kamp Beugelen
Na aankomst in NL verhuisde de familie Akerina naar kamp Lunetten in Vught. Daar bleven ze niet lang. In kamp Vught waren veel wrijvingen tussen voor- en tegenstanders van de Commissie Rechtspositie Ambonese Militairen en Schepelingen (CRAMS). Het gezin moest als aanhanger van de CRAMS verhuizen naar kamp Beugelen bij Staphorst. In 1963-1964 volgde huisvesting in de Molukse woonwijk in Opheusden.

Delegatie op het Binnenhof 1972. V.l.n.r. ds. Uneputty, ds. Sahetapy, ds. Metiarij, dhr. Nahumury, ds. Pesulima, dhr. F.F. Akerina. (foto: FPP0244. MHM/coll. Pasanea-Platenkamp)

Verstekeling
Op de Goya waren verschillende verstekelingen aan boord. Albertus Melkias Haulussy is er één van. Albert Melkias Haulussy, roepnaam Albert of op zijn Moluks Abé, was op 27 augustus 1930 geboren in Wonokromo, ten zuiden van Surabaya. In 2017 publiceerde het Moluks Historisch Museum een interview met hem op YouTube.

https://youtu.be/J5dfaz_iQUE
Dhr. Albert Haulussy vertelt hoe hij in 1951 naar Nederland kwam.

Langs een touw
Verstekeling Albertus Melkias Haulussy is mijn vader”, vertelt Stan onomwonden. In de YouTube video vertelt Albert Haulussy zelf hoe hij stiekem langs een touw aan boord is geklommen. Stan: “Maar mijn vader had wel eerst toestemming aan zijn moeder gevraagd.”

Belofte
Opa Haulussy was al overleden en oma mocht als zijn weduwe niet mee met de boot. Stan: “Mijn vader Abé kreeg toestemming van oma onder één voorwaarde: hij moest in Nederland trouwen met een Molukse vrouw!”

Vrijgezel
Eenmaal aangekomen in NL ging Albert Haulussy eerst naar het bujang- of vrijgezellenkamp Eind van ‘t Diep bij Staphorst. Daarna kreeg hij een vrijgezellenwoning in kamp Tienray gemeente Meerlo. In 1954 verplaatste het Commissariaat van Ambonezenzorg (CAZ) een groep vrijgezellen mannen waaronder Albert, naar kamp Vught. Stan: “In Tienray heeft mijn vader een Hollandse vrouw leren kennen. Uit die kortstondige relatie werd zoon Ton geboren”

Albert Haulussy met zijn bruid Inong Akerina. Getrouwd op 10 oktober 1958 in Staphorst. (foto uit fam. archief Haulussy)

Trouwen
De voorwaarde van moeder Haulussy kwam Albert uiteindelijk wel na door in 1958 te trouwen met Inong Akerina, dochter van korporaal Ferdinand Akerina. Uit dit huwelijk kwamen 5 kinderen. Zonen Glenn, Stan, Romeo, dochter Ferenanda (Vero) en zoon Marthin. Het echtpaar ging wonen in Capelle a/d IJssel.

Stan: “Broer Glenn is nog bestuursvoorzitter geweest van het Moluks Historisch Museum. Moeder Inong en zus Ferenanda zijn in 2013 overleden. Oom Agam woont in Opheusden en tante Benzelina is weduwe en woont in Tiel.

Met dank aan Ferry Akerina en Stan Akerina

Nawoord Stan Akerina
Mijn achternaam is Akerina. Ik heb de achternaam van mijn moeder, omdat ik de bruidsschat was die mijn vader moest betalen. Opa Pede hield vast aan een oude traditie van de familie Akerina. De plaats van een meisje Akerina, die de familie verlaat om te trouwen moet opgevuld worden. In principe door de eerstgeborene (ongeacht of het een meisje of jongen zou zijn) uit dat huwelijk. Dat was dus Glenn. Mijn vader had daar zoveel moeite mee, zodat opa Pede over zijn hart streek en Glenn terug gaf. Hij wilde echter dan wel het volgende kind wat geboren zou worden. En dat was ik. Vandaar dat ik ook door hun ben groot gebracht. Toen ik 6 maanden was werd ik afgestaan aan de mata rumah Akerina. Vanaf dat moment was ik een anak harta van de familie Akerina.

om verder te lezen:

Salomé en 1.815 Molukkers kwamen met de Fairsea

5 juni 1951, Lloydkade Rotterdam. 8 uur ‘s ochtends. 1.200 Molukse ex-KNIL militairen, vrouwen en kinderen gaan van boord van de Fairsea. De dag ervoor was het 10e en grootste transport met ruim 1.800 passagiers in Rotterdam aangekomen. Op 6 juni ontscheepten de overige 600 passagiers. 10 mei was de Fairsea vertrokken van de rede van Semarang.

Grootste transport
De Fairsea vervoerde ongeveer 800 mannen en vrouwen en wel 1.000 kinderen. Met het aantal van meer dan 1.800 passagiers was dit ook het grootste transport. Voor een dergelijke hoeveelheid mensen was de Fairsea ook geschikt gemaakt. In 1949 was zij verbouwd tot emigrantenboot met een capaciteit van 1.900 personen. Met ruim 1.800 personen aan boord was het volle bak.

Wat cijfers
De kranten spreken van een aantal van 1.815 passagiers. De lijst op het Nationaal Archief vermeldt 1.834 als aantal, verdeeld over 937 mannen en 878 vrouwen en 19 waarvan geslacht onbekend is. Het verschil in aantal zit in de 19 geslacht onbekend. De lijst van het Nationaal Archief telt 965 kinderen (zonen, pleeg-, stiefzonen en dochters, pleeg- en stiefdochters). De lijst telt 451 gezinnen. Sommige krantenberichten van 5 en 6 juni 1951 spreken ook over 1 geboorte aan boord en 1 persoon die tijdens de overtocht is overleden. Namen zijn vooralsnog niet bekend.

Aankomst in Rotterdam. Molukse passagiers die zijn aangekomen met de Fairsea staan bij een bus in de haven van Rotterdam, op doorreis naar Amersfoort.

Woonoord de Plasmolen
Het grootste deel van de passagiers vond huisvesting in kamp Lunetten in Vught. De anderen werden verdeeld over 20 andere reeds bewoonde woonoorden. Nieuw was kamp de Plasmolen bij Mook.

1.800 passagiers met evenzoveel verhalen en persoonlijke geschiedenissen. 451 gezinnen aan boord. We noemen er hier kort een paar.

echtpaar J.D. Sijahailatua (foto uit archief fam. Sijahailatua)

Familie Sijahailatua
“Ik weet niet zoveel te vertellen over de komst van mijn grootouders met de Fairsea naar NL. En wat ik weet heb ik gevonden op de website van het Nationaal Archief“, zegt Renzo Sijahailatua uit Leerdam. Wie? hoor ik u denken… Ja die Renzo, zelfstandig kok en lachebek. Maar bovenal bekend als fanatieke lange afstandwandelaar van de Nijmeegse Vierdaagse en Kennedymarsen samen met broer Johnny en zus Leontien.

Renzo Sijahailatua (rechts) met broer Johnny

Renzo’s Opa Sergeant J.D. Sijahailatua (2 jan. 1907 – 16 okt. 1987) kwam met echtgenote C. Sijahailatua – Tatipata (15 mrt. 1906 – 12 mrt. 1984) en hun 5 kinderen met de Fairsea naar Nederland.

Renzo somt ze met trots op: “tante Jootje (1936), tante Nel (1937), oom Piet (1939 ), mijn vader Leonard (1941) en jongste tante Christien (1950). Oom Piet en tante Christien zijn al overleden.” De overkomst van de familie naar Nederland heeft Renzo al in 2016 op zijn Facebookpagina gezet met een foto van zijn grootouders. “De foto mogen jullie gebruiken hoor, ik heb toestemming van tante Jootje!”

Vader – Eliza Tuankotta geb. 1920 te Aboru
Moeder – Magdalena Cornelia Pattinussa geb. 1920 te Aboru
en hun zoon Pelipus, geb. 1947 te Denpasar. Foto ca. 1948. (foto uit archief fam. Tuankotta)

Familie Tuankotta
“Mijn ouders zijn vader Eliza en moeder Magdalena Cornelia. Vader en zwangere moeder stapten met hun 2 jonge kinderen, zoon Pelipus (1947) en dochter Elsina (1949) in Semarang op de Fairsea” vertelt dochter Christina Tuankotta. Vader Eliza was soldaat 1e klasse. Hij was gelegerd geweest in Singaraja en Lovina (Bali) en ook in Tanjung Aan op het eiland Lombok.

Christina: “Ik herinner me een verhaal dat mijn moeder vertelde dat op de Fairsea een kind slaapwandelde en nergens meer te vinden was. De ouders sprongen toen allebei het water in. Vanaf dat moment bond mijn moeder Pelipus en Elsina ‘s nachts vast aan het bed.”

Na aankomst in NL ging de familie Tuankotta wonen in woonoord Singel in Woerden. Christina: “Daar ben ik geboren in sept. 1951. Daarna werden nog 3 kinderen geboren: Augustina Dina (1953), Marcus Samuel (1956) en Junus Jusuf (1958).” In 1959 verhuisde de familie naar woonoord Vosseveld en in 1968 naar de Molukse woonwijk in Winterswijk.

Salomé Latuny
Het nieuwsbericht van 12 mei jl. over de Groote Beer noemt de naam Salomé Latuny. Zij was het 15-jarige meisje dat in Port Said van boord was gehaald omdat zij de ziekteverschijnselen van pokken vertoonde. Naar later bleek had ze de waterpokken. In de kranten van 12 mei 1951 werd melding gemaakt dat ze met de volgende boot, de Fairsea, naar NL verder zou reizen.

Tante Magda Latuny – Kipuw, nu 85 jaar oud, reisde als ouder zusje samen met Salomé, onder de hoede van de familie Latuny, naar NL. “Salomé en ik heten Kipuw, maar omdat we onder hoede van de fam. Latuny reisden stonden we als Latuny vermeld op de passagierslijst van de Groote Beer. Salomé is eenmaal hersteld van de waterpokken in Port Said op de Fairsea gestapt.”

Na aankomst in NL ging Salomé bij haar zus Magda en de familie Latuny wonen in woonoord Genapium bij Gennep. “Salomé is in 1961 echter overleden aan de gevolgen van zware brandwonden. Een oliekachel viel om en vatte vlam”, zegt tante Magda Latuny. “ik heb gelukkig nog wel een foto van Salomé in mijn fotoalbum.”

Om verder te lezen: