Skip to main content

Tag: rotterdam

Kota Inten 2 brengt laatste groep Molukkers

Artikelfoto: Ating en Thijs Ririassa (Privécollectie Ririassa)

Zaterdagmorgen 23 juni 1951, 1089 passagiers gaan van boord van de Kota Inten aan de Rotterdamse Lloydkade. De avond er vóór was het allerlaatste troepentransport met Nederlandse militairen, Marine mensen en ex-KNIL militairen uit Indonesië aangekomen.

Het was een lange reis van Hollandia (Nieuw Guinea), via Tanjung Priok (Jakarta) naar Rotterdam. Dit laatste troepentransport was ook het 12e en laatste transport van Molukse ex-KNIL militairen en hun gezinnen. Aan boord zaten ook Molukse burgers en verstekelingen.

Van Hollandia via Tanjung Priok naar Rotterdam
Op 13 mei 1951 was de Kota Inten vertrokken uit Hollandia met aan boord 143 Nederlandse KL-militairen en leden van de Marine en het Korps Mariniers. Bestemming was de haven van Jakarta. Daar wachtten nog een kleine groep Nederlandse militairen en 848 Molukkers. Op 21 mei arriveerde de Kota Inten in Tanjung Priok, de haven van Jakarta. Inscheping volgde op 24 en 25 mei.

uit: Het Vaderland 29 mei 1951

Vertrek
Om 16 uur ‘s middags op 25 mei vertrok de Kota Inten uit Tanjung Priok. De groep Molukkers bestond uit 130 militairen van het Subsistenten Bataljon “Ambon” uit Jatinegara (Jakarta), 103 echtgenotes en 453 kinderen. 162 Molukse burgers hadden een plaats weten te vinden op de Kota Inten en daarmee kans gezien zichzelf in veiligheid te brengen.

Onrust en rellen voor een plek
Vóór het vertrek was er in het kamp te Jatinegara veel onrust geweest rondom de plaatsing op de Kota Inten. Op allerlei manieren probeerden velen om mee te kunnen met dit laatste transport. Circa 200 Molukse burgers konden niet mee en moesten achterblijven. Kort na vertrek werden wel nog eens negen verstekelingen aan boord gevonden.

“De Collectie Vertelt…”
Eerder publiceerde het MHM over de tweede reis van de Kota Inten. Via deze link kunt U lezen over de inscheping, de haast die daarmee geboden was, het aantal stukken handbagage dat geoorloofd was en de passen die vereist waren om aan boord te komen en mee te varen naar Nederland.

Moeilijk Afscheid
Commanderend Officier Troepen (COT), Luit.-Kol. W.E.C. Detiger noteerde in zijn reisrapport dat het vertrek in alle stilte geschiedde omdat “dit het laatste Ambon-schip is; voor de achtergebleven Amb. families, die op de kade stonden, was het wel een zwaar ogenblik!”

Molukse passagiers t.m.v. de deklading op het dek van de Kota Inten

Te veel bagage
Er was weinig ruimte op het volgepakte schip. Veel mensen, veel materieel, immers zoveel mogelijk moest mee met dit laatste transport. Niet voor niets waren er strenge regels opgesteld waren voor mee te nemen bagage. Detiger noteert: “het is ook bij dit transport Ambonezen hetzelfde liedje; te veel bagage, welke aan boord geordend moest worden; in het kamp Ambon te Djakarta is hieraan niet de minste zorg besteed.”

uit: Het Vrije Volk 22 juni 1951

Scheepsberichten
De scheepsberichten in de kranten uit 1951 berichten over waar de schepen zich op een bepaalde datum bevonden. Op 30 mei voer de Kota Inten ten zuiden van Ceylon. Zij passeerde 6 juni Kaap Guardafui (Somalië). 12 juni deed ze Port Saïd aan. Op 18 juni voer ze om Gibraltar. Vrijdag 22 juni verscheen ze bij Hoek van Holland. In de avond meerde de Kota Inten af aan de Lloydkade in Rotterdam.

V.l.n.r. Jan Maitimu, Pede, vader, Etus, moeder, Tjo, Oom Bong, 1954
(privécollectie Ririassa)

Familie Ririassa
Als 4-jarig jongetje kwam Ating Ririassa met zijn familie met de Kota Inten naar Nederland. 23 juni 1951 zette hij voet aan wal. Zijn verhaal en die over zijn familie publiceerde het MHM al in 2016. Klik op deze link om Ating’s verhaal te lezen.

Talib Turky:
“Wij waren de eerste Molukkers die in Nederland aankwamen.”

Talib Turky
“Ja mijn Opa Talib Turky en zijn familie zijn ook met de Kota Inten gekomen” zegt Dean Umarella uit Ridderkerk. “Heeft jouw Opa of jouw familie nog mooie verhalen over de overtocht?” vraag ik Dean. Dean zal navraag doen in zijn familie. Een paar weken later appt Dean me. “Ma’af, excuus! Opa Talib is met de eerste reis van de Kota Inten naar NL gekomen. Niet met de tweede reis zoals we altijd dachten.”

Passagierslijst
En dat blijkt te kloppen. Op de lijst met namen van de Kota Inten I van het Nationaal Archief staat de achternaam “Toerkie”. Soldaat 1e klasse M. Toerkie, met echtgenote Mira, dochter (1937) en zoon T. (1939!). En zoon T. is Talib. Op de officiële passagierslijst staat de naam Turky zelfs als “Torkkie”.

Zoon Talib
“Mijn naam is Talib Turky. Ik ben geboren op 10 maart 1940 in Morotai Noord Molukken als zoon van moeder Mira en vader Mutiara Turky. Vader was een Molukse KNIL soldaat van het XXIIIe Bataljon, gedetacheerd in Malang, Oost Java.”

Vader Mutiara
Begin Februari 1950 is vader Mutiara overgeplaatst naar kazerne Kromhout in Surabaya. “We moesten hier wachten op het schip dat ons zou overbrengen naar Nederland.” De Kota Inten lag een week aan de kade in de haven van Tanjung Perak. Ze kwam van Ambon. Talib: “Als ik mij niet vergis ging de eerste groep KNIL-militairen aan boord van MS Kota Inten in de derde week van Februari 1951 en zette daarna koers richting Nederland.”

Scheepspolitie van de Kota Inten (verstekelingen Barisan Polisi Negara). In hun midden sergeant-majoor administrateur T. Smit.

67 verstekelingen
Op 20 februari 1951 vertrok de Kota Inten van Surabaya naar Rotterdam. Aan boord officieel 1024 passagiers, waaronder 568 mannen, 433 vrouwen. 23 waren onbekend. Aan boord zijn er ook een groot aantal verstekelingen. Zo waren er 67 man van de Barisan Polisi Negara, de speciale politiemacht van de deelstaat Oost-Indonesië. Ze waren hun leven niet meer zeker na deelname aan anti-Indonesische acties. Met hulp van de Nederlandse eerste Luitenant J.J.M. Veltman waren ze aan boord gesmokkeld.

Toespraak aan boord
Talib Turky: “Bij aankomst in Hoek van Holland moesten alle KNIL militairen op het dek verschijnen om te luisteren naar de toespraak van een afgezant van de Nederlandse Regering die aan boord was gekomen.”

Ontslag
De militairen werd ontslag uit militaire dienst aangezegd. Talib: “Wij konden na aankomst in Nederland daar een tijdje blijven als gewoon burger. Wij waren de eerste Molukkers die in Nederland aankwamen.”

Naar Schattenberg en de Wyldemerck
Na aankomst gaat de familie Turky samen met nog andere Molukse Islamitische families in kamp Schattenberg wonen. In december 1954 krijgen de Islamitische Molukkers een eigen kamp nabij Balk in Friesland: de Wyldemerck. Talib trouwt in kamp Wyldemerck met Sarah Lesteluhu.

Talib is sportief en voetbalt. Hij haalt het MULO-diploma. Muzikaal als hij is, speelt hij in bandjes zoals The Rolling Thunders.

The Rolling Thunders met v.l.n.r. Talib Turky, Samad Umarella, Darwin Renggur, Hasim Lesteluhu en Karim Oppier. De dames zijn onbekend.
(Foto verscheen bij een artikel in de Romance van 11 februari 1961)



Met dank aan Dean Umarella en familie, Talib Turky en Ghani van den Bergh

Om verder te lezen:

  • Ghani van den Bergh, Wyldemerck, herinneringen in beeld, Ridderkerk 2011.

Verstekeling op de Goya

v.l.n.r.: Benzelina (Ensee), Ferenanda (Inong) en Hiëronymus (Agam). (Foto: archief familie Akerina)

Op 15 juni 1951 meerde de Goya aan in Rotterdam. Het is het 11e transport van Molukse ex-KNIL militairen en hun gezinnen naar Nederland. Aan boord officieel 875 passagiers, waaronder 42 baby’s, Een deel was op 18 mei in Semarang opgestapt. Een ander deel waaronder enkele verstekelingen volgde een dag later in Tanjung Priok, de haven van Jakarta.

Cijfers
De passagierslijst van de Goya op de website van het Nationaal Archief telt 875 namen. Daarvan zijn 456 mannen en 419 vrouw. Aan boord ook 2 zgn. veiliggestelden met gezinnen. Tijdens de reis wordt een jongetje geboren. De scheepsberichten van rond 18 mei 1951 spreken van 894 passagiers. De officiële cijfers van de passagierslijst van het Nationaal Archief zijn niet correct. Niet meegerekend zijn de verstekelingen aan boord.

Geboorte
Aan boord werd op 6 juni 1951 een jongetje geboren: G.A. Limaheluw. Het betreft hier de zoon van sergeant-majoor Hanoch Christian Limaheluw en Wilhelmina Klaartje Souisa. Zij gaven hem de naam Goyanes, een samenvoeging van Goya en Anes. De familie ging na aankomst in kamp Vossenbosch bij Wierden wonen. (bron FB-pagina Sam Limaheluw Souisa)

v.l.n.r.: Frederik Ferdinand Akerina, Hiëronymus (Agam), Benzelina (Ensee), Ferenanda (Inong), Barbara Obertina (Obé) Akerina-Corputty, Daniël (Daan).

Familie Akerina
“Mijn vader is Daniël Akerina en is geboren in 1929 en mijn opa is Frederik Ferdinand” zegt Ferry Akerina.
Korporaal Frederik Ferdinand (geboren 1896 in Rumahkai, eiland Seram) was getrouwd met dorpsgenote Barbara Obertina (Obé) Corputty (geboren 1906).

Frederik Ferdinand Akerina, Opa Pede.
(17-oktober-1896 Rumahkai, Seram – 8-jan-1976† Tiel, foto: uit archief familie Akerina)

Opa Frederik
Opa Frederik kwam in 1951 met vrouw en 4 kinderen naar Nederland: zoon Daniël (1929), dochter Ferenanda (1933), zoon Hiëronymus (1935) en dochter Benzelina (1937). De familie Akerina was op 19 mei 1951 in Tanjung Priok aan boord gegaan van de Goya. Ferry: “Je moet mijn neef Stan vragen want die weet veel van opa en oma. Hij is immers door hen groot gebracht.”

En neef Stan weet veel. Namen, geboortedata en vele verhalen. Ik check met hem de data van de familie maar Stan begint al direkt met een grappig detail: “Om gemakkelijker bij het KNIL te komen heeft opa zich 4 jaar jonger voorgedaan dan hij werkelijk was. Zo is hij geboren in 1896 en niet in 1900 zoals hij bij het KNIL geregistreerd staat.”

Inong en Agam
Korporaal Akerina was in de jaren ’30 gelegerd in de stad Medan en later in Banda Aceh. Stan: “Mijn moeder is Ferenanda en zij werd in Banda Aceh Inong genoemd. Oom Hiëronimus noemde ze Agam.” Na de oorlog, tijdens de Politionele Acties, dacht de familie dat opa gesneuveld was. “We waanden opa dood. Maar opeens stond ie weer voor oma!”, vertelt Stan.

Naar kamp Beugelen
Na aankomst in NL verhuisde de familie Akerina naar kamp Lunetten in Vught. Daar bleven ze niet lang. In kamp Vught waren veel wrijvingen tussen voor- en tegenstanders van de Commissie Rechtspositie Ambonese Militairen en Schepelingen (CRAMS). Het gezin moest als aanhanger van de CRAMS verhuizen naar kamp Beugelen bij Staphorst. In 1963-1964 volgde huisvesting in de Molukse woonwijk in Opheusden.

Delegatie op het Binnenhof 1972. V.l.n.r. ds. Uneputty, ds. Sahetapy, ds. Metiarij, dhr. Nahumury, ds. Pesulima, dhr. F.F. Akerina. (foto: FPP0244. MHM/coll. Pasanea-Platenkamp)

Verstekeling
Op de Goya waren verschillende verstekelingen aan boord. Albertus Melkias Haulussy is er één van. Albert Melkias Haulussy, roepnaam Albert of op zijn Moluks Abé, was op 27 augustus 1930 geboren in Wonokromo, ten zuiden van Surabaya. In 2017 publiceerde het Moluks Historisch Museum een interview met hem op YouTube.

https://youtu.be/J5dfaz_iQUE
Dhr. Albert Haulussy vertelt hoe hij in 1951 naar Nederland kwam.

Langs een touw
Verstekeling Albertus Melkias Haulussy is mijn vader”, vertelt Stan onomwonden. In de YouTube video vertelt Albert Haulussy zelf hoe hij stiekem langs een touw aan boord is geklommen. Stan: “Maar mijn vader had wel eerst toestemming aan zijn moeder gevraagd.”

Belofte
Opa Haulussy was al overleden en oma mocht als zijn weduwe niet mee met de boot. Stan: “Mijn vader Abé kreeg toestemming van oma onder één voorwaarde: hij moest in Nederland trouwen met een Molukse vrouw!”

Vrijgezel
Eenmaal aangekomen in NL ging Albert Haulussy eerst naar het bujang- of vrijgezellenkamp Eind van ‘t Diep bij Staphorst. Daarna kreeg hij een vrijgezellenwoning in kamp Tienray gemeente Meerlo. In 1954 verplaatste het Commissariaat van Ambonezenzorg (CAZ) een groep vrijgezellen mannen waaronder Albert, naar kamp Vught. Stan: “In Tienray heeft mijn vader een Hollandse vrouw leren kennen. Uit die kortstondige relatie werd zoon Ton geboren”

Albert Haulussy met zijn bruid Inong Akerina. Getrouwd op 10 oktober 1958 in Staphorst. (foto uit fam. archief Haulussy)

Trouwen
De voorwaarde van moeder Haulussy kwam Albert uiteindelijk wel na door in 1958 te trouwen met Inong Akerina, dochter van korporaal Ferdinand Akerina. Uit dit huwelijk kwamen 5 kinderen. Zonen Glenn, Stan, Romeo, dochter Ferenanda (Vero) en zoon Marthin. Het echtpaar ging wonen in Capelle a/d IJssel.

Stan: “Broer Glenn is nog bestuursvoorzitter geweest van het Moluks Historisch Museum. Moeder Inong en zus Ferenanda zijn in 2013 overleden. Oom Agam woont in Opheusden en tante Benzelina is weduwe en woont in Tiel.

Met dank aan Ferry Akerina en Stan Akerina

Nawoord Stan Akerina
Mijn achternaam is Akerina. Ik heb de achternaam van mijn moeder, omdat ik de bruidsschat was die mijn vader moest betalen. Opa Pede hield vast aan een oude traditie van de familie Akerina. De plaats van een meisje Akerina, die de familie verlaat om te trouwen moet opgevuld worden. In principe door de eerstgeborene (ongeacht of het een meisje of jongen zou zijn) uit dat huwelijk. Dat was dus Glenn. Mijn vader had daar zoveel moeite mee, zodat opa Pede over zijn hart streek en Glenn terug gaf. Hij wilde echter dan wel het volgende kind wat geboren zou worden. En dat was ik. Vandaar dat ik ook door hun ben groot gebracht. Toen ik 6 maanden was werd ik afgestaan aan de mata rumah Akerina. Vanaf dat moment was ik een anak harta van de familie Akerina.

om verder te lezen:

Salomé en 1.815 Molukkers kwamen met de Fairsea

5 juni 1951, Lloydkade Rotterdam. 8 uur ‘s ochtends. 1.200 Molukse ex-KNIL militairen, vrouwen en kinderen gaan van boord van de Fairsea. De dag ervoor was het 10e en grootste transport met ruim 1.800 passagiers in Rotterdam aangekomen. Op 6 juni ontscheepten de overige 600 passagiers. 10 mei was de Fairsea vertrokken van de rede van Semarang.

Grootste transport
De Fairsea vervoerde ongeveer 800 mannen en vrouwen en wel 1.000 kinderen. Met het aantal van meer dan 1.800 passagiers was dit ook het grootste transport. Voor een dergelijke hoeveelheid mensen was de Fairsea ook geschikt gemaakt. In 1949 was zij verbouwd tot emigrantenboot met een capaciteit van 1.900 personen. Met ruim 1.800 personen aan boord was het volle bak.

Wat cijfers
De kranten spreken van een aantal van 1.815 passagiers. De lijst op het Nationaal Archief vermeldt 1.834 als aantal, verdeeld over 937 mannen en 878 vrouwen en 19 waarvan geslacht onbekend is. Het verschil in aantal zit in de 19 geslacht onbekend. De lijst van het Nationaal Archief telt 965 kinderen (zonen, pleeg-, stiefzonen en dochters, pleeg- en stiefdochters). De lijst telt 451 gezinnen. Sommige krantenberichten van 5 en 6 juni 1951 spreken ook over 1 geboorte aan boord en 1 persoon die tijdens de overtocht is overleden. Namen zijn vooralsnog niet bekend.

Aankomst in Rotterdam. Molukse passagiers die zijn aangekomen met de Fairsea staan bij een bus in de haven van Rotterdam, op doorreis naar Amersfoort.

Woonoord de Plasmolen
Het grootste deel van de passagiers vond huisvesting in kamp Lunetten in Vught. De anderen werden verdeeld over 20 andere reeds bewoonde woonoorden. Nieuw was kamp de Plasmolen bij Mook.

1.800 passagiers met evenzoveel verhalen en persoonlijke geschiedenissen. 451 gezinnen aan boord. We noemen er hier kort een paar.

echtpaar J.D. Sijahailatua (foto uit archief fam. Sijahailatua)

Familie Sijahailatua
“Ik weet niet zoveel te vertellen over de komst van mijn grootouders met de Fairsea naar NL. En wat ik weet heb ik gevonden op de website van het Nationaal Archief“, zegt Renzo Sijahailatua uit Leerdam. Wie? hoor ik u denken… Ja die Renzo, zelfstandig kok en lachebek. Maar bovenal bekend als fanatieke lange afstandwandelaar van de Nijmeegse Vierdaagse en Kennedymarsen samen met broer Johnny en zus Leontien.

Renzo Sijahailatua (rechts) met broer Johnny

Renzo’s Opa Sergeant J.D. Sijahailatua (2 jan. 1907 – 16 okt. 1987) kwam met echtgenote C. Sijahailatua – Tatipata (15 mrt. 1906 – 12 mrt. 1984) en hun 5 kinderen met de Fairsea naar Nederland.

Renzo somt ze met trots op: “tante Jootje (1936), tante Nel (1937), oom Piet (1939 ), mijn vader Leonard (1941) en jongste tante Christien (1950). Oom Piet en tante Christien zijn al overleden.” De overkomst van de familie naar Nederland heeft Renzo al in 2016 op zijn Facebookpagina gezet met een foto van zijn grootouders. “De foto mogen jullie gebruiken hoor, ik heb toestemming van tante Jootje!”

Vader – Eliza Tuankotta geb. 1920 te Aboru
Moeder – Magdalena Cornelia Pattinussa geb. 1920 te Aboru
en hun zoon Pelipus, geb. 1947 te Denpasar. Foto ca. 1948. (foto uit archief fam. Tuankotta)

Familie Tuankotta
“Mijn ouders zijn vader Eliza en moeder Magdalena Cornelia. Vader en zwangere moeder stapten met hun 2 jonge kinderen, zoon Pelipus (1947) en dochter Elsina (1949) in Semarang op de Fairsea” vertelt dochter Christina Tuankotta. Vader Eliza was soldaat 1e klasse. Hij was gelegerd geweest in Singaraja en Lovina (Bali) en ook in Tanjung Aan op het eiland Lombok.

Christina: “Ik herinner me een verhaal dat mijn moeder vertelde dat op de Fairsea een kind slaapwandelde en nergens meer te vinden was. De ouders sprongen toen allebei het water in. Vanaf dat moment bond mijn moeder Pelipus en Elsina ‘s nachts vast aan het bed.”

Na aankomst in NL ging de familie Tuankotta wonen in woonoord Singel in Woerden. Christina: “Daar ben ik geboren in sept. 1951. Daarna werden nog 3 kinderen geboren: Augustina Dina (1953), Marcus Samuel (1956) en Junus Jusuf (1958).” In 1959 verhuisde de familie naar woonoord Vosseveld en in 1968 naar de Molukse woonwijk in Winterswijk.

Salomé Latuny
Het nieuwsbericht van 12 mei jl. over de Groote Beer noemt de naam Salomé Latuny. Zij was het 15-jarige meisje dat in Port Said van boord was gehaald omdat zij de ziekteverschijnselen van pokken vertoonde. Naar later bleek had ze de waterpokken. In de kranten van 12 mei 1951 werd melding gemaakt dat ze met de volgende boot, de Fairsea, naar NL verder zou reizen.

Tante Magda Latuny – Kipuw, nu 85 jaar oud, reisde als ouder zusje samen met Salomé, onder de hoede van de familie Latuny, naar NL. “Salomé en ik heten Kipuw, maar omdat we onder hoede van de fam. Latuny reisden stonden we als Latuny vermeld op de passagierslijst van de Groote Beer. Salomé is eenmaal hersteld van de waterpokken in Port Said op de Fairsea gestapt.”

Na aankomst in NL ging Salomé bij haar zus Magda en de familie Latuny wonen in woonoord Genapium bij Gennep. “Salomé is in 1961 echter overleden aan de gevolgen van zware brandwonden. Een oliekachel viel om en vatte vlam”, zegt tante Magda Latuny. “ik heb gelukkig nog wel een foto van Salomé in mijn fotoalbum.”

Om verder te lezen:

Mijn naam is Asturias

Op woensdag 16 mei 1951 meerde het Britse schip Asturias rond 5 uur af aan de Javakade in de haven van Amsterdam. Ontscheping vond plaats de volgende morgen. Het was het 9e transport van ruim 1700 Molukse ex-KNIL militairen met hun gezinnen. Aan boord ruim 750 kinderen onder de 12 jaar en ook vele zwangere moeders. Zover bekend zijn 45 kinderen geboren tijdens de overtocht. Velen kregen de naam Asturias.

De Asturias vertrok op 23 april uit Tanjung Priok met 150 gezinnen afkomstig van de kampementen van Jakarta en Cimahi bij Bandung. Een dag later stapten nog eens 240 gezinnen aan boord in Semarang. Vier compagnieën uit Semarang en één die eerder gelegerd was in Surabaya.

Tijdens de reis stierven 2 baby’s kort na hun geboorte. Ook ibu Tauran, moeder van 11 kinderen waarvan 3 kinderen achtergebleven waren op Ambon, kwam kort voor aankomst in NL te overlijden. De drie kregen een zeemansgraf.

45 kinderen geboren
Op de passagierslijst die gepubliceerd is door het Nationaal Archief Den Haag, zouden maar 7 kinderen geboren zijn aan boord van de Asturias. Vier meisjes: A. Roemloes, S. Sahureka, R.M. Selanno en H.R.A. Turumena. En 3 jongetjes: Asturias Ohorella, G.A. Rering en M.A. Sahureka.

Dat aantal is niet correct. De Molukse botenspecialist Jim Worung noemde in 2011 in een artikel in het Molukse tijdschrift Marinjo de geboorte van 45 baby’s op de Asturias. Onder die 45 een tweeling.

De tweeling Aden en Asturias geboren bij Aden.
Bron: Het Parool 17 mei 1951

Asturias is de naam
Ik noem er een paar die mij bekend zijn: de reeds genoemde Asturias Ohorella uit Waalwijk, Bram Asturias Saya uit Deventer, Martina Josina Asturias Pattinama uit Sittard, Frans Asturias Latupeirissa uit Deventer en Marthin Asturias Malawauw uit Leerdam.

Marthin Asturias Malawauw
Soldaat 1e klasse Falikis Malawauw (geb. 1914) was met echtgenote Wilhelmina Malawauw – Mual (geb. 1922) en hun 2 jonge zonen Pelpinus en Joop in Semarang op de boot gestapt. De familie kwam uit Surabaya waar vader Falikis eerder gelegerd was. Op 26 april 1951 werd hun derde zoon geboren toen de Asturias op 1700 mijl ten zuidoosten van Colombo (Sri Lanka) voer. Hij kreeg de naam Marthin Asturias Malawauw, afgekort tot Yas.

Na ontscheping in Amsterdam vond de familie huisvesting in kamp Vught. Met een korte onderbreking in kamp Conrad in Rouveen, verbleef de familie vanaf 1954 weer in kamp Vught. Bung Yas woont nu in Leerdam, is een trotse opa en … fervent aanhanger van Feijenoord!

Klas 1 Kampschool Lunetten Vught, schooljaar 1957/1958.
Helemaal rechts vooraan Marthin Asturias Malawauw. (Foto: MHM/coll. P.G. Lanting)

Frans Asturias Latupeirissa
Het echtpaar soldaat 1e klasse J.P. Latupeirissa (geb. 1927) en Wilhelmina Latupeirissa-Saptenno waren in Semarang aan boord gegaan. Op 26 april werd hun eerste zoon geboren met de namen Frans Asturias. En zoals alle baby’s geboren op het Britse schip Asturias kreeg Frans een engels geboortecertificaat en was hij gerechtigd voor de aanvraag van de Britse nationaliteit.

Geboorte certificaat Frans Asturias Latupeirissa, geboren op 26 april om 18.20 uur

De familie kwam te wonen in woonoord Utrechtsestraatweg in Woerden. Daar werden overigens veel gezinnen van de Asturias geplaatst waarvan de vrouw net bevallen was of binnenkort zou moeten bevallen. In 1953 verhuisde de familie voor een korte tijd naar kamp Rijckholt bij Eysden om vervolgens in 1954 in kamp de Haar in Randwijk te gaan wonen.

Frans Asturias samen met jonger broertje Tjada en zus Jet in kamp “de Haar” Randwijk,
omstreeks 1958. (Foto: collectie F. Latupeirissa, Deventer)

Frans kreeg 5 broers en een zus. De familie ging in de jaren ’60 wonen in de Molukse wijk van Vaassen. Zoals zoveel Molukse jongeren ging Frans naar de sociale academie. Bung Frans woont nu in Deventer en is nog erg actief in het (Moluks) maatschappelijk leven.

Oproep: het Moluks Historisch Museum vraagt zich af welke kinderen allemaal de naam Asturias hebben gekregen. Geef het ons door!

De coverfoto toont kleine Frans Latupeirissa met zijn moeder in kamp Utrechtsestraatweg in Woerden. ca. 1952-1953. (Fotocollectie: F. Latupeirissa)

Om verder te lezen:

563 kinderen op de Skaubryn

Op 10 mei 1951 kwam het 6e transport met Molukse ex-KNIL militairen en hun gezinnen aan in de haven van Rotterdam. De Skaubryn was op 14 april vertrokken vanuit Surabaya. Aan boord 1198 Molukkers waaronder 9 Marine Molukkers en 563 kinderen. 2 baby’s stierven tijdens de overtocht.

Het motorschip Skaubryn is in opdracht van de Noorse Rederij I.M. Skaugen in het Duitse Kiel gebouwd. Begin 1951 volgde de afbouw in het Zweedse Landskrona als emigrantenschip met 1000 bedden. In maart voer de Skaubryn voor het eerst naar Australië. Meteen bij de eerste thuisreis deed ze Surabaya aan om Molukse militairen en hun gezinnen aan boord te nemen met bestemming Rotterdam.

Meer dan 100 baby’s
1198 Molukkers vertrokken met de Skaubryn uit Surabaya naar Nederland. Dat aantal was verdeeld onder 348 Molukse militairen met een tijdelijke KL-Status, 9 Marine Molukkers, 276 vrouwen en 563 kinderen waarvan meer dan honderd baby’s.
Twee baby’s overleden tijdens de reis vanwege de hitte. Het schip bleek niet goed voorbereid te zijn op de hitte van de Tropen.

Het was warm op de Skaubryn
Commanderend officier Troepen (COT), P.G. Hilgersom, hoofdverantwoordelijke voor het transport schreef erover in zijn verslag. “Legering in de hutten en ruimen is goed, echter zeer warm”. Ook de airconditioning in de 3 eetzalen werkte onvoldoende.

Corvee
“Een schip als dit is niet geschikt voor vervoer van een zo groot aantal kinderen en vrouwen, aangezien alle werkzaamheden aan boord door de passagiers moeten geschieden.” Dat betekent dat alle werkzaamheden of corveediensten door de mannen verricht moeten worden. “Alleen voor de keuken, bakkerij, slagerij en cafetaria’s enz. zijn dagelijks 200 man nodig, terwijl voor het schoonmaken van hutten, verblijven, W.C.’s, badkamers, salons en dekken ± 100 benodigd zijn”
Hilgersom merkt droogjes op: “Hieruit blijkt dus dat alle mannen gedurende de gehele reis werkzaam moeten zijn.”

Aankomst in Rotterdam
De Molukse militairen en gezinnen werden op 11 mei ondergebracht in de kampen Overbroek bij Kesteren (Gld) en Wite Pael bij Sintjohannesga (Frl). De 9 Marine Molukkers vonden opvang bij de Marine. Oud-KNIL officier en contactman E.J. van Baarsel heeft de aankomsten van de boten beschreven. In zijn verslag over de aankomst van de Skaubryn lezen we:

“Een Ambonees stond met bewondering te kijken naar een splinternieuwe papieren Nederlandse gulden met de beeltenis van de Koningin [=Juliana, red.], die hij pas ontvangen had. Toen hij mij zag, zei hij: ‘toewan ini betoel, tapi di Indonesia pakai rotkop Soekarno’”. (vert: “Meneer, deze is juist, maar in Indonesie met die rotkop van Soekarno”)

Om verder te lezen:

Van Roma naar Doulos

Op 8 april 1951 kwam het derde transport met Molukse ex-KNIL-militairen en hun gezinnen aan in Rotterdam. De Roma was op 7 maart vertrokken vanaf Tanjung Priok. Bij Molukkers staat de Roma bekend als vrijgezellenboot. Het is ook een boot met een lange geschiedenis en vele naamswisselingen.

Tussen Newsport News en Pulau Bintan 

In augustus 1914 begon het allemaal. Vrachtschip SS Medina gebouwd voor de Clyde-Mallory Company werd in Newport News Virginia USA te water gelaten. Ruim 100 jaar later, ging het schip in oktober 2015 voor het laatst ten anker in Pulau Bintan (Riau, Indonesië) als de Doulos en werd een luxe hotelboot. Vele namen heeft deze boot gekend. Molukkers in Nederland kennen dit schip als de Roma. Eén van de 11 transportboten die de Molukkers in voorjaar 1951 naar Nederland bracht. Op 8 april 1951 arriveerde de Roma in de haven van Rotterdam. Aan boord 901 passagiers, voornamelijk Molukse militairen met hun gezinnen.

‘Vrijgezellenboot’

De 901 passagiers bestonden uit 624 gezinshoofden, 130 echtgenotes, 70 zonen, 62 dochters, 6 pleegzonen, 5 stiefdochters, 2 stiefzonen, 1 moeder en 1 schoonmoeder. De passagierslijst was nauwgezet geregistreerd en dat alles kun je lezen op de website “Molukkers naar Nederland” van het Nationaal Archief te Den Haag. Ook kun je op deze website nagaan wie er met naam en toenaam op de Roma zat. 

Vertrek uit de tangsi. Bij de trein van Tjimahi naar Jakarta voor inscheping naar Nederland met de ‘Roma’.

De overtocht van Indonesië naar Nederland duurde in 1951 ongeveer een maand. Als je wilde weten waar een schip ongeveer voer dan kon je dat toen alleen volgen via de zogenaamde “scheepsberichten” in de kranten. Mobiele telefoons, internet en sociale media waren er nog niet. Ook de Roma is te volgen via de scheepsberichten in de kranten uit die tijd. Die kranten zijn online gezet door de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag. Zo vermelden de scheepsberichten dat de Roma eind februari 1951 in Surabaya was, 8 maart vertrok uit Jakarta, op 11 maart 500 mijl ten zuidoosten van Colombo voer, 21 maart Aden passeerde en uiteindelijk 8 april afmeerde in de haven van Rotterdam. (Voor meer informatie bezoek je website www.delpher.nl/

De aankomst van de boten met Molukse militairen en de daaropvolgende bezetting van de woonoorden is nauwkeurig gerapporteerd door de contact-ambtenaar E.J. van Baarsel. Hij was als luitenant-kolonel van het KNIL zelf in 1949-1950 gelegerd in Cimahi bij Bandung. Van Baarsel begint zijn verslag met de aankomst van de Roma op 8 april in Rotterdam. Op die datum arriveerde de Roma in Rotterdam. Het schip heeft tot 2009 gevaren onder verschillende namen en eigenaren. In 2009 ging ze uit de vaart. Ze werd onder de naam Doulos verkocht. Sinds 2015 is ze een hotel-boot in Pulau Bintan (Riau).