Skip to main content

Tag: Semarang

Verstekeling op de Goya

v.l.n.r.: Benzelina (Ensee), Ferenanda (Inong) en Hiëronymus (Agam). (Foto: archief familie Akerina)

Op 15 juni 1951 meerde de Goya aan in Rotterdam. Het is het 11e transport van Molukse ex-KNIL militairen en hun gezinnen naar Nederland. Aan boord officieel 875 passagiers, waaronder 42 baby’s, Een deel was op 18 mei in Semarang opgestapt. Een ander deel waaronder enkele verstekelingen volgde een dag later in Tanjung Priok, de haven van Jakarta.

Cijfers
De passagierslijst van de Goya op de website van het Nationaal Archief telt 875 namen. Daarvan zijn 456 mannen en 419 vrouw. Aan boord ook 2 zgn. veiliggestelden met gezinnen. Tijdens de reis wordt een jongetje geboren. De scheepsberichten van rond 18 mei 1951 spreken van 894 passagiers. De officiële cijfers van de passagierslijst van het Nationaal Archief zijn niet correct. Niet meegerekend zijn de verstekelingen aan boord.

Geboorte
Aan boord werd op 6 juni 1951 een jongetje geboren: G.A. Limaheluw. Het betreft hier de zoon van sergeant-majoor Hanoch Christian Limaheluw en Wilhelmina Klaartje Souisa. Zij gaven hem de naam Goyanes, een samenvoeging van Goya en Anes. De familie ging na aankomst in kamp Vossenbosch bij Wierden wonen. (bron FB-pagina Sam Limaheluw Souisa)

v.l.n.r.: Frederik Ferdinand Akerina, Hiëronymus (Agam), Benzelina (Ensee), Ferenanda (Inong), Barbara Obertina (Obé) Akerina-Corputty, Daniël (Daan).

Familie Akerina
“Mijn vader is Daniël Akerina en is geboren in 1929 en mijn opa is Frederik Ferdinand” zegt Ferry Akerina.
Korporaal Frederik Ferdinand (geboren 1896 in Rumahkai, eiland Seram) was getrouwd met dorpsgenote Barbara Obertina (Obé) Corputty (geboren 1906).

Frederik Ferdinand Akerina, Opa Pede.
(17-oktober-1896 Rumahkai, Seram – 8-jan-1976† Tiel, foto: uit archief familie Akerina)

Opa Frederik
Opa Frederik kwam in 1951 met vrouw en 4 kinderen naar Nederland: zoon Daniël (1929), dochter Ferenanda (1933), zoon Hiëronymus (1935) en dochter Benzelina (1937). De familie Akerina was op 19 mei 1951 in Tanjung Priok aan boord gegaan van de Goya. Ferry: “Je moet mijn neef Stan vragen want die weet veel van opa en oma. Hij is immers door hen groot gebracht.”

En neef Stan weet veel. Namen, geboortedata en vele verhalen. Ik check met hem de data van de familie maar Stan begint al direkt met een grappig detail: “Om gemakkelijker bij het KNIL te komen heeft opa zich 4 jaar jonger voorgedaan dan hij werkelijk was. Zo is hij geboren in 1896 en niet in 1900 zoals hij bij het KNIL geregistreerd staat.”

Inong en Agam
Korporaal Akerina was in de jaren ’30 gelegerd in de stad Medan en later in Banda Aceh. Stan: “Mijn moeder is Ferenanda en zij werd in Banda Aceh Inong genoemd. Oom Hiëronimus noemde ze Agam.” Na de oorlog, tijdens de Politionele Acties, dacht de familie dat opa gesneuveld was. “We waanden opa dood. Maar opeens stond ie weer voor oma!”, vertelt Stan.

Naar kamp Beugelen
Na aankomst in NL verhuisde de familie Akerina naar kamp Lunetten in Vught. Daar bleven ze niet lang. In kamp Vught waren veel wrijvingen tussen voor- en tegenstanders van de Commissie Rechtspositie Ambonese Militairen en Schepelingen (CRAMS). Het gezin moest als aanhanger van de CRAMS verhuizen naar kamp Beugelen bij Staphorst. In 1963-1964 volgde huisvesting in de Molukse woonwijk in Opheusden.

Delegatie op het Binnenhof 1972. V.l.n.r. ds. Uneputty, ds. Sahetapy, ds. Metiarij, dhr. Nahumury, ds. Pesulima, dhr. F.F. Akerina. (foto: FPP0244. MHM/coll. Pasanea-Platenkamp)

Verstekeling
Op de Goya waren verschillende verstekelingen aan boord. Albertus Melkias Haulussy is er één van. Albert Melkias Haulussy, roepnaam Albert of op zijn Moluks Abé, was op 27 augustus 1930 geboren in Wonokromo, ten zuiden van Surabaya. In 2017 publiceerde het Moluks Historisch Museum een interview met hem op YouTube.

https://youtu.be/J5dfaz_iQUE
Dhr. Albert Haulussy vertelt hoe hij in 1951 naar Nederland kwam.

Langs een touw
Verstekeling Albertus Melkias Haulussy is mijn vader”, vertelt Stan onomwonden. In de YouTube video vertelt Albert Haulussy zelf hoe hij stiekem langs een touw aan boord is geklommen. Stan: “Maar mijn vader had wel eerst toestemming aan zijn moeder gevraagd.”

Belofte
Opa Haulussy was al overleden en oma mocht als zijn weduwe niet mee met de boot. Stan: “Mijn vader Abé kreeg toestemming van oma onder één voorwaarde: hij moest in Nederland trouwen met een Molukse vrouw!”

Vrijgezel
Eenmaal aangekomen in NL ging Albert Haulussy eerst naar het bujang- of vrijgezellenkamp Eind van ‘t Diep bij Staphorst. Daarna kreeg hij een vrijgezellenwoning in kamp Tienray gemeente Meerlo. In 1954 verplaatste het Commissariaat van Ambonezenzorg (CAZ) een groep vrijgezellen mannen waaronder Albert, naar kamp Vught. Stan: “In Tienray heeft mijn vader een Hollandse vrouw leren kennen. Uit die kortstondige relatie werd zoon Ton geboren”

Albert Haulussy met zijn bruid Inong Akerina. Getrouwd op 10 oktober 1958 in Staphorst. (foto uit fam. archief Haulussy)

Trouwen
De voorwaarde van moeder Haulussy kwam Albert uiteindelijk wel na door in 1958 te trouwen met Inong Akerina, dochter van korporaal Ferdinand Akerina. Uit dit huwelijk kwamen 5 kinderen. Zonen Glenn, Stan, Romeo, dochter Ferenanda (Vero) en zoon Marthin. Het echtpaar ging wonen in Capelle a/d IJssel.

Stan: “Broer Glenn is nog bestuursvoorzitter geweest van het Moluks Historisch Museum. Moeder Inong en zus Ferenanda zijn in 2013 overleden. Oom Agam woont in Opheusden en tante Benzelina is weduwe en woont in Tiel.

Met dank aan Ferry Akerina en Stan Akerina

Nawoord Stan Akerina
Mijn achternaam is Akerina. Ik heb de achternaam van mijn moeder, omdat ik de bruidsschat was die mijn vader moest betalen. Opa Pede hield vast aan een oude traditie van de familie Akerina. De plaats van een meisje Akerina, die de familie verlaat om te trouwen moet opgevuld worden. In principe door de eerstgeborene (ongeacht of het een meisje of jongen zou zijn) uit dat huwelijk. Dat was dus Glenn. Mijn vader had daar zoveel moeite mee, zodat opa Pede over zijn hart streek en Glenn terug gaf. Hij wilde echter dan wel het volgende kind wat geboren zou worden. En dat was ik. Vandaar dat ik ook door hun ben groot gebracht. Toen ik 6 maanden was werd ik afgestaan aan de mata rumah Akerina. Vanaf dat moment was ik een anak harta van de familie Akerina.

om verder te lezen:

Salomé en 1.815 Molukkers kwamen met de Fairsea

5 juni 1951, Lloydkade Rotterdam. 8 uur ‘s ochtends. 1.200 Molukse ex-KNIL militairen, vrouwen en kinderen gaan van boord van de Fairsea. De dag ervoor was het 10e en grootste transport met ruim 1.800 passagiers in Rotterdam aangekomen. Op 6 juni ontscheepten de overige 600 passagiers. 10 mei was de Fairsea vertrokken van de rede van Semarang.

Grootste transport
De Fairsea vervoerde ongeveer 800 mannen en vrouwen en wel 1.000 kinderen. Met het aantal van meer dan 1.800 passagiers was dit ook het grootste transport. Voor een dergelijke hoeveelheid mensen was de Fairsea ook geschikt gemaakt. In 1949 was zij verbouwd tot emigrantenboot met een capaciteit van 1.900 personen. Met ruim 1.800 personen aan boord was het volle bak.

Wat cijfers
De kranten spreken van een aantal van 1.815 passagiers. De lijst op het Nationaal Archief vermeldt 1.834 als aantal, verdeeld over 937 mannen en 878 vrouwen en 19 waarvan geslacht onbekend is. Het verschil in aantal zit in de 19 geslacht onbekend. De lijst van het Nationaal Archief telt 965 kinderen (zonen, pleeg-, stiefzonen en dochters, pleeg- en stiefdochters). De lijst telt 451 gezinnen. Sommige krantenberichten van 5 en 6 juni 1951 spreken ook over 1 geboorte aan boord en 1 persoon die tijdens de overtocht is overleden. Namen zijn vooralsnog niet bekend.

Aankomst in Rotterdam. Molukse passagiers die zijn aangekomen met de Fairsea staan bij een bus in de haven van Rotterdam, op doorreis naar Amersfoort.

Woonoord de Plasmolen
Het grootste deel van de passagiers vond huisvesting in kamp Lunetten in Vught. De anderen werden verdeeld over 20 andere reeds bewoonde woonoorden. Nieuw was kamp de Plasmolen bij Mook.

1.800 passagiers met evenzoveel verhalen en persoonlijke geschiedenissen. 451 gezinnen aan boord. We noemen er hier kort een paar.

echtpaar J.D. Sijahailatua (foto uit archief fam. Sijahailatua)

Familie Sijahailatua
“Ik weet niet zoveel te vertellen over de komst van mijn grootouders met de Fairsea naar NL. En wat ik weet heb ik gevonden op de website van het Nationaal Archief“, zegt Renzo Sijahailatua uit Leerdam. Wie? hoor ik u denken… Ja die Renzo, zelfstandig kok en lachebek. Maar bovenal bekend als fanatieke lange afstandwandelaar van de Nijmeegse Vierdaagse en Kennedymarsen samen met broer Johnny en zus Leontien.

Renzo Sijahailatua (rechts) met broer Johnny

Renzo’s Opa Sergeant J.D. Sijahailatua (2 jan. 1907 – 16 okt. 1987) kwam met echtgenote C. Sijahailatua – Tatipata (15 mrt. 1906 – 12 mrt. 1984) en hun 5 kinderen met de Fairsea naar Nederland.

Renzo somt ze met trots op: “tante Jootje (1936), tante Nel (1937), oom Piet (1939 ), mijn vader Leonard (1941) en jongste tante Christien (1950). Oom Piet en tante Christien zijn al overleden.” De overkomst van de familie naar Nederland heeft Renzo al in 2016 op zijn Facebookpagina gezet met een foto van zijn grootouders. “De foto mogen jullie gebruiken hoor, ik heb toestemming van tante Jootje!”

Vader – Eliza Tuankotta geb. 1920 te Aboru
Moeder – Magdalena Cornelia Pattinussa geb. 1920 te Aboru
en hun zoon Pelipus, geb. 1947 te Denpasar. Foto ca. 1948. (foto uit archief fam. Tuankotta)

Familie Tuankotta
“Mijn ouders zijn vader Eliza en moeder Magdalena Cornelia. Vader en zwangere moeder stapten met hun 2 jonge kinderen, zoon Pelipus (1947) en dochter Elsina (1949) in Semarang op de Fairsea” vertelt dochter Christina Tuankotta. Vader Eliza was soldaat 1e klasse. Hij was gelegerd geweest in Singaraja en Lovina (Bali) en ook in Tanjung Aan op het eiland Lombok.

Christina: “Ik herinner me een verhaal dat mijn moeder vertelde dat op de Fairsea een kind slaapwandelde en nergens meer te vinden was. De ouders sprongen toen allebei het water in. Vanaf dat moment bond mijn moeder Pelipus en Elsina ‘s nachts vast aan het bed.”

Na aankomst in NL ging de familie Tuankotta wonen in woonoord Singel in Woerden. Christina: “Daar ben ik geboren in sept. 1951. Daarna werden nog 3 kinderen geboren: Augustina Dina (1953), Marcus Samuel (1956) en Junus Jusuf (1958).” In 1959 verhuisde de familie naar woonoord Vosseveld en in 1968 naar de Molukse woonwijk in Winterswijk.

Salomé Latuny
Het nieuwsbericht van 12 mei jl. over de Groote Beer noemt de naam Salomé Latuny. Zij was het 15-jarige meisje dat in Port Said van boord was gehaald omdat zij de ziekteverschijnselen van pokken vertoonde. Naar later bleek had ze de waterpokken. In de kranten van 12 mei 1951 werd melding gemaakt dat ze met de volgende boot, de Fairsea, naar NL verder zou reizen.

Tante Magda Latuny – Kipuw, nu 85 jaar oud, reisde als ouder zusje samen met Salomé, onder de hoede van de familie Latuny, naar NL. “Salomé en ik heten Kipuw, maar omdat we onder hoede van de fam. Latuny reisden stonden we als Latuny vermeld op de passagierslijst van de Groote Beer. Salomé is eenmaal hersteld van de waterpokken in Port Said op de Fairsea gestapt.”

Na aankomst in NL ging Salomé bij haar zus Magda en de familie Latuny wonen in woonoord Genapium bij Gennep. “Salomé is in 1961 echter overleden aan de gevolgen van zware brandwonden. Een oliekachel viel om en vatte vlam”, zegt tante Magda Latuny. “ik heb gelukkig nog wel een foto van Salomé in mijn fotoalbum.”

Om verder te lezen:

Mijn naam is Asturias

Op woensdag 16 mei 1951 meerde het Britse schip Asturias rond 5 uur af aan de Javakade in de haven van Amsterdam. Ontscheping vond plaats de volgende morgen. Het was het 9e transport van ruim 1700 Molukse ex-KNIL militairen met hun gezinnen. Aan boord ruim 750 kinderen onder de 12 jaar en ook vele zwangere moeders. Zover bekend zijn 45 kinderen geboren tijdens de overtocht. Velen kregen de naam Asturias.

De Asturias vertrok op 23 april uit Tanjung Priok met 150 gezinnen afkomstig van de kampementen van Jakarta en Cimahi bij Bandung. Een dag later stapten nog eens 240 gezinnen aan boord in Semarang. Vier compagnieën uit Semarang en één die eerder gelegerd was in Surabaya.

Tijdens de reis stierven 2 baby’s kort na hun geboorte. Ook ibu Tauran, moeder van 11 kinderen waarvan 3 kinderen achtergebleven waren op Ambon, kwam kort voor aankomst in NL te overlijden. De drie kregen een zeemansgraf.

45 kinderen geboren
Op de passagierslijst die gepubliceerd is door het Nationaal Archief Den Haag, zouden maar 7 kinderen geboren zijn aan boord van de Asturias. Vier meisjes: A. Roemloes, S. Sahureka, R.M. Selanno en H.R.A. Turumena. En 3 jongetjes: Asturias Ohorella, G.A. Rering en M.A. Sahureka.

Dat aantal is niet correct. De Molukse botenspecialist Jim Worung noemde in 2011 in een artikel in het Molukse tijdschrift Marinjo de geboorte van 45 baby’s op de Asturias. Onder die 45 een tweeling.

De tweeling Aden en Asturias geboren bij Aden.
Bron: Het Parool 17 mei 1951

Asturias is de naam
Ik noem er een paar die mij bekend zijn: de reeds genoemde Asturias Ohorella uit Waalwijk, Bram Asturias Saya uit Deventer, Martina Josina Asturias Pattinama uit Sittard, Frans Asturias Latupeirissa uit Deventer en Marthin Asturias Malawauw uit Leerdam.

Marthin Asturias Malawauw
Soldaat 1e klasse Falikis Malawauw (geb. 1914) was met echtgenote Wilhelmina Malawauw – Mual (geb. 1922) en hun 2 jonge zonen Pelpinus en Joop in Semarang op de boot gestapt. De familie kwam uit Surabaya waar vader Falikis eerder gelegerd was. Op 26 april 1951 werd hun derde zoon geboren toen de Asturias op 1700 mijl ten zuidoosten van Colombo (Sri Lanka) voer. Hij kreeg de naam Marthin Asturias Malawauw, afgekort tot Yas.

Na ontscheping in Amsterdam vond de familie huisvesting in kamp Vught. Met een korte onderbreking in kamp Conrad in Rouveen, verbleef de familie vanaf 1954 weer in kamp Vught. Bung Yas woont nu in Leerdam, is een trotse opa en … fervent aanhanger van Feijenoord!

Klas 1 Kampschool Lunetten Vught, schooljaar 1957/1958.
Helemaal rechts vooraan Marthin Asturias Malawauw. (Foto: MHM/coll. P.G. Lanting)

Frans Asturias Latupeirissa
Het echtpaar soldaat 1e klasse J.P. Latupeirissa (geb. 1927) en Wilhelmina Latupeirissa-Saptenno waren in Semarang aan boord gegaan. Op 26 april werd hun eerste zoon geboren met de namen Frans Asturias. En zoals alle baby’s geboren op het Britse schip Asturias kreeg Frans een engels geboortecertificaat en was hij gerechtigd voor de aanvraag van de Britse nationaliteit.

Geboorte certificaat Frans Asturias Latupeirissa, geboren op 26 april om 18.20 uur

De familie kwam te wonen in woonoord Utrechtsestraatweg in Woerden. Daar werden overigens veel gezinnen van de Asturias geplaatst waarvan de vrouw net bevallen was of binnenkort zou moeten bevallen. In 1953 verhuisde de familie voor een korte tijd naar kamp Rijckholt bij Eysden om vervolgens in 1954 in kamp de Haar in Randwijk te gaan wonen.

Frans Asturias samen met jonger broertje Tjada en zus Jet in kamp “de Haar” Randwijk,
omstreeks 1958. (Foto: collectie F. Latupeirissa, Deventer)

Frans kreeg 5 broers en een zus. De familie ging in de jaren ’60 wonen in de Molukse wijk van Vaassen. Zoals zoveel Molukse jongeren ging Frans naar de sociale academie. Bung Frans woont nu in Deventer en is nog erg actief in het (Moluks) maatschappelijk leven.

Oproep: het Moluks Historisch Museum vraagt zich af welke kinderen allemaal de naam Asturias hebben gekregen. Geef het ons door!

De coverfoto toont kleine Frans Latupeirissa met zijn moeder in kamp Utrechtsestraatweg in Woerden. ca. 1952-1953. (Fotocollectie: F. Latupeirissa)

Om verder te lezen:

De Groote Beer in bewegende beelden

over de familie Akihary, pokken en Salomé

Op zaterdag 12 mei 1951 kwam het 7e transport met Molukse ex-KNIL militairen en hun gezinnen aan in de haven van Amsterdam. Kapitein De Wild meerde het schip af aan de Javakade voor de loods “Holland” van Stoomvaart-Maatschappij Nederland.

De Groote Beer vertrok op 12 april uit Semarang en via Tanjung Priok, de haven van Jakarta, voer het schip uit naar Amsterdam. Aan boord 765 passagiers, 395 Molukse mannen en 370 Molukse vrouwen, onderverdeeld in 198 gezinnen en 394 kinderen/ jongeren.

Mijn Opa Petrus Akihary (3e van links) met zijn jonge zonen Willem Arnol (2e van links) en Johannis (rechts). De militair rechts met bril is soldaat 1e klasse Oom Izaak Akihary.

Familie Akihary
Aan boord ook mijn Opa en Oma Akihary en hun 7 kinderen, waaronder mijn vader Pieter Paul. Sergeant – Majoor instructeur P. Akihary met legernummer 081811000 was met echtgenote Jacoba Akihary – Nahumury, zonen, Domingus (1929), Pieter Paul (1932), Johannis (1938), Willem Arnol (1940), Melchior (1948) en dochters Martha (1936) en Liza (1950) in Semarang aan boord gegaan.

Op de passagierslijst staan ook andere namen Akihary. Allemaal familie, behorend tot de keluarga besar Akihary. En satu kampong, afkomstig van één en hetzelfde dorp van herkomst op de Molukken: Aboru.

Mijn vader Piet, 19 geworden tijdens de overtocht, samen met zijn vrienden

Bewegende beelden
Heel bijzonder is dat er bewegende beelden zijn van de overtocht met de Groote Beer. Bijzonder ook omdat dit de enige filmbeelden zijn die gemaakt zijn van de overtocht van Molukkers naar Nederland. Dank aan het bemanningslid van de Groote Beer die tijdens de zeereis heeft gefilmd en ook nog in kleur. U kunt de reis zelf meemaken van de haven van Tanjung Priok, via Aden, het Suezkanaal en Port Said, via de Middellandse Zee naar Amsterdam.

https://youtu.be/1UiTiqVG1rA
Het leven aan boord van het schip De Groote Beer

Pokken?
Verschillende kranten in Nederland berichtten op 11 mei 1951 dat de opvarenden van de Groote Beer uit voorzorg enige dagen geïsoleerd worden in kamp Amersfoort. Reden was een vermoeden van pokken bij een zieke passagier die in Port Saïd van boord was gehaald.

Wie was die passagier?
Antwoord op die vraag geeft de Telegraaf op 14 mei 1951 in het krantenbericht “Groote Beer voer naar Port Saïd terug”. De passagier was het 14-jarige Ambonese meisje Solomé Latuny. Zij bleek geen pokken te hebben maar waterpokken. De Telegraaf meldde geruststellend: “Salome voelt zich al weer bijna beter. En het zal niet lang duren of zij zal in Nederland aankomen, hersteld en wel.”

Ook enkele andere passagiers bleken waterpokken te hebben. En niet de pokken zoals mijn tante, Martha Anthony – Akihary, dacht: “Wat ik nog tijdens de overtocht kan herinneren was dat op de boot pokken uitbrak. Eén van de patiënten was mijn zusje Liza, toen pas 1 jaar oud. Het gevolg hiervan dat wij in Suez onderzocht werden. Een groot aantal knappe uitziende jonge artsen kwam op de boot om het hele transport van militairen en gezinnen te onderzoeken.”

Uit: Dagblad De Tijd 11 mei 1951. In de dagen rond de aankomst van de Groote Beer was er in Nederland een lichte pokkenepidemie in m.n. omgeving Tilburg.

Ontscheping volgde zondag 13 mei om 9 uur ’s ochtends.

Om verder te lezen: